De uitlaatleiding van uitlaatdemper naar spiegeldoorvoer moet zo
worden geïnstalleerd dat:
- Het hoogste punt in de uitlaatleiding zich niet meer dan 150-cm
boven de onderzijde van de uitlaatdemper bevindt.
- De lengte van dat deel uitlaatleiding,tussen de uitlaatdemper en
het hoogste punt, niet meer dan 300 cm bedraagt.
2.4
Slangaansluitingen
Gebruik uitsluitend water en/of zeep, dus geen vet- of oliehoudende
producten, om het monteren van de slang op de slangaansluitingen
te vereenvoudigen.
Monteer elke slangverbinding met 2 roestvaststalen slangklemmen.
2.5
Zender voor temperatuuralarm
Een zender voor een temperatuuralarm kan in de uitlaatleiding van
de motor worden gemonteerd.
2.6
Uitlaatdemper type MV
Een zender voor een temperatuuralarm kan direct in de 'IN'-
aansluiting van de uitlaatdemper worden gemonteerd. Handel als
volgt:
• Verwijder de borgmoer aan de binnenzijde van de 'IN'-aansluiting
• Verwijder de plug
• Monteer de zender (schroefdraad M14 x 1,5) en monteer de borg-
moer op de zender
vetus® Exhaust silencer MF/MV
3
Installatievoorbeelden
Afgebeeld op
blz. 16
zijn uitlaatsystemen met een uitlaatdemper,
type MV (met terugslagklep) en type MF, een zwanenhals (bij type
MF) en een uitlaatspiegeldoorvoer met terugslagklep (type TC).
De inloop van achteropkomend water, ten gevolge van achteruitva-
ren, door het snel stilleggen van het schip of door achteroplopende
golven, wordt door de zwanenhals en de uitlaatspiegeldoorvoer
met terugslagklep voorkomen.
Bij type MV kan in plaats van een spiegeldoorvoer met terugslagklep
ook een spiegeldoorvoer zonder terugslagklep worden toegepast.
Na het stoppen van de motor zal het water dat zich nog in de uitlaat-
leiding bevindt (tussen hoogste punt uitlaatsysteem en uitlaatdem-
per) teruglopen naar de uitlaatdemper.
3.1
Voorkomen van hevelen
Indien het waterinjectiepunt 'C' zich onder of minder dan 15 cm
boven de waterlijn bevindt (ook als het schip onder een helling
vaart) bestaat het gevaar dat bij stilstand van de motor het koelwa-
ter door de hevelwerking in de motor kan komen. Hoe dit hevelen
kan worden voorkomen, staat hieronder per type vermeld.
Bij type MF
(tekening
6):
Dit hevelen kan op twee manieren worden voorkomen:
Door in de koelwaterslang tussen motorblok en waterinjectie-
punt 'C' een beluchting te maken, bijvoorbeeld door een beluch-
ter met beluchtingsleiding te plaatsen.
Door in de koelwaterslang tussen motorblok en waterinjectie-
punt 'C' een beluchter (met klep) aan te brengen.
Bij type MV
(tekening
7):
Dit hevelen kan worden voorkomen door zowel de uitlaatgassen-
aansluiting als het waterinjectiepunt 'C' door middel van een water-
gekoelde stijgpijp ('RISER') omhoog te brengen.
4
Onderhoud
Controleer regelmatig alle slangverbindingen op gas- en water-
dichtheid.
Bij type MF: tap alvorens het schip de winterberging ingaat de
uitlaatdemper af. De uitlaatdemper is voorzien van een aftapplug.
Bij type MV: controleer minimaal eenmaal per jaar of de terugslag-
klep naar behoren functioneert.
NEDERLANDS
3
3
030416.02
030416.02