BEDIENING VAN HET MENGPANEEL (BASISBEDIENING)
BEDIENING VAN HET MENGPANEEL
BASISBEDIENING
2
3
TRIM
4
HI, MID, LOW
5
6
1. Zet de POWER schakelaar op het achterpaneel op ON.
2. Stel de ingangskeuzeschakelaar voor het gewenste kanaal
in om de aangesloten apparatuur te kiezen.
¶ Wanneer u de CD ingang of LINE ingang wilt gebruiken, moet
de DIGITAL/CD schakelaar of de DIGITAL/LINE schakelaar van
het aansluitingenpaneel op [CD] of [LINE] worden gezet.
¶ Wanneer u een DIGITAL ingang wilt gebruiken, moet de
DIGITAL/CD schakelaar of de DIGITAL/LINE schakelaar van het
aansluitingenpaneel op [DIGITAL] worden gezet.
3. Gebruik de TRIM regelaar om het ingangsniveau in te stellen.
4. Gebruik de kanaaltoonregelaars (HI, MID, LOW) om de
klank in te stellen.
5. Gebruik
de
kanaalfader-schuifregelaar
geluidsvolume van het gekozen kanaal in te stellen.
6. Om de kruisfader op het gekozen kanaal te gebruiken, zet u
de CROSS FADER ASSIGN schakelaar op kruisfaderkanaal
A of kanaal B en bedient dan de kruisfader-schuifregelaar.
¶ Wanneer u de kruisfader niet gebruikt, zet u de CROSS FADER
ASSIGN schakelaar op [THRU].
7. Gebruik de MASTER LEVEL regelaar om het totale
geluidsvolume in te stellen.
8. Gebruik de BALANCE regelaar om de geluidsbalans tussen
het rechter en linker kanaal in te stellen.
Microfoon-invoer
Hoofdtelefoon-uitvoer
96
<DRB1392>
Du
1
POWER
7
MASTER
LEVEL
8
BALANCE
om
het
Cabinemonitor-uitvoer
STEREO/
MONO
Fadercurve
[Kiezen van stereo of mono]
Als de STEREO/MONO schakelaar op [MONO] staat, zal de
hoofduitvoer een mono-combinatie van de L+R kanalen zijn.
[Microfoon-invoer]
1. Om een microfoon te gebruiken, zet u de MIC schakelaar
op [ON] of [TALK OVER].
¶ Als de schakelaar op [TALK OVER] wordt gezet, zal telkens
wanneer een geluid van meer dan –15 dB bij de microfoon-
ingang wordt gedetecteerd, de uitvoer van alle geluidsbronnen,
met uitzondering van het geluid van de microfoon, met 20 dB
verzwakt worden.
2. Gebruik de MIC 1 LEVEL regelaar om het geluidsvolume
van MIC 1 in te stellen en gebruik de MIC 2 LEVEL regelaar
om het geluidsvolume van MIC 2 in te stellen.
3. Gebruik de microfoontoonregelaars (HI, LOW) om de klank
van het microfoongeluid in te stellen.
¶ De microfoontoonregelaars werken gelijktijdig voor microfoon
1 en 2.
[Cabinemonitor-uitvoer]
1. Kies met de MIC SIGNAL schakelaar van het
aansluitingenpaneel of de microfoongeluiden wel of niet
naar de cabinemonitor uitgevoerd moeten worden.
¶ Als de schakelaar op [ADD] staat worden de microfoongeluiden
naar de cabinemonitor uitgevoerd en als de schakelaar op [CUT]
staat worden de microfoongeluiden niet naar de cabinemonitor
uitgevoerd.
2. Gebruik de BOOTH MONITOR regelaar om het
geluidsvolume in te stellen.
¶ De BOOTH MONITOR regelaar kan gebruikt worden om het
geluidsvolume onafhankelijk van de MASTER LEVEL regelaar
in te stellen.
[Hoofdtelefoon-uitvoer]
1. Gebruik de CUE toetsen (kanalen 1 tot 4, MASTER,
effector) om de bron te kiezen.
¶ De gekozen CUE toets licht helder op.
2. Stel de hoofdtelefoonschakelaar (MONO SPLIT/STEREO) in.
¶ Als de schakelaar in de [MONO SPLIT] stand wordt gezet, zal
het linker kanaal het geluid uitvoeren dat met de CUE toets is
gekozen, terwijl het rechter kanaal het hoofdgeluid uitvoert
(alleen wanneer de CUE toets voor de [MASTER] op ON staat).
¶ Als de schakelaar in de [STEREO] stand wordt gezet, zal het
geluid dat gekozen is met de CUE toets in stereo worden
uitgevoerd.
3. Als [MONO SPLIT] is gekozen, gebruik dan de MIXING
regelaar om de balans tussen het geluid van het linker
kanaal (het geluid gekozen met de CUE toets) en het
rechter kanaal (hoofdgeluid – alleen wanneer de CUE toets
voor de [MASTER] op ON staat) in te stellen.
¶ Als de MIXING regelaar naar rechts wordt gedraaid (naar
[MASTER]), neemt het hoofdgeluid toe (alleen wanneer de CUE
toets voor de [MASTER] op ON staat); wanneer de regelaar naar
links wordt gedraaid (naar [CUE]), wordt het geluid dat gekozen
is met de CUE toets uitgevoerd.
4. Gebruik de LEVEL regelaar om het geluidsvolume van de
hoofdtelefoon in te stellen.
[Kiezen van de fadercurve]
Voor de verandering van het geluidsvolume als reactie op de bediening
van de fader kan gekozen worden uit drie verschillende curven.
7 Gebruik de CH FADER schakelaar om de gewenste
kanaalfadercurve te kiezen.
¶ Bij de linker instelling zal er een snel stijgende curve zijn
naarmate de kanaalfader haar verre positie bereikt.
¶ Bij de rechter instelling is er een gelijkmatige en neutrale
stijging van de curve gedurende de verschuiving van de
kanaalfader.