VERHELPEN VAN STORINGEN
Onjuist uitgevoerde bewerkingen worden vaak voor defecten of storingen aanzien. Als u denkt dat er werkelijk iets mis is met dit toestel,
moet u eerst onderstaande punten controleren. Soms moet de oorzaak van het probleem bij een ander toestel worden gezocht. U moet
dus alle aangesloten elektrische apparaten controleren.
Indien het probleem, zelfs na controle van onderstaande punten, niet kan worden opgelost, moet u met uw verkoper of dichtsbijzijnde
PIONEER service center contact opnemen.
Storing
Geen stroom.
Geen geluid of het geluidsvolume is
erg laag.
Microfoongeluid is niet in de
BOOTH uitvoer hoorbaar.
Geen digitale uitvoer.
Geluid is vervormd.
Kruisfader werkt niet.
Faderstart met de CD-speler is niet
mogelijk.
Effecten werken niet.
Externe effector werkt niet.
Geluid van externe effector is
vervormd.
BPM kan niet gemeten worden.
Gemeten BPM-waarde is niet juist.
Gemeten BPM-waarde verschilt van
de waarde die op de CD staat.
MIDI sequencer kan niet
gesynchroniseerd worden.
Bij statische elektriciteit of andere externe interferentie kunnen er storingen in het apparaat optreden. Om de normale werking te herstellen,
schakelt u het apparaat uit en dan weer in.
Mogelijke oorzaak
÷ Het netsnoer is niet aangesloten.
÷ De ingangskeuzeschakelaar staat in de
verkeerde stand.
÷ De DIGITAL/CD ingangskeuzeschakelaar of
de DIGITAL/LINE ingangskeuzeschakelaar op
het achterpaneel staat in de verkeerde stand.
÷ De aansluitkabels zijn verkeerd aangesloten
of de kabels zitten los.
÷ De aansluitbussen of de stekkers zijn vuil.
÷ De hoofduitgang-verzwakkingsschakelaar
(MASTER ATT) op het achterpaneel staat op
–12 dB enz.
÷ De MIC SIGNAL schakelaar op het
achterpaneel staat op [CUT].
÷ De bemonsteringsfrequentie (fs) van de
digitale uitgang komt niet overeen met de
specificaties van de aangesloten apparatuur.
÷ Het hoofduitgangsniveau is te hoog.
÷ Het ingangsniveau is te hoog.
÷ De CROSS FADER ASSIGN schakelaar ([A],
[THRU], [B]) is niet juist ingesteld.
÷ De FADER START toets staat op OFF.
÷ De CONTROL aansluiting op het
achterpaneel is niet met de CD-speler
verbonden.
÷ Alleen de CONTROL aansluiting op het
achterpaneel is met de CD-speler verbonden.
÷ De instelling van de effectkanaal-
keuzeschakelaar is verkeerd.
÷ De effectparameter 2 regelaar (LEVEL/
DEPTH) staat op [MIN].
÷ De effectkeuzeschakelaar staat niet op [SND/
RTN].
÷ De effector is niet op de SEND/RETURN
aansluitingen op het achterpaneel aangesloten.
÷ De effectkanaal-keuzeschakelaar is verkeerd
ingesteld.
÷ Het ingangsniveau van de externe effector is
te hoog.
÷ Het ingangsniveau is te hoog of te laag.
÷ De BPM kan bij sommige tracks niet juist
gemeten worden.
÷ Er kunnen verschillen zijn als gevolg van de
BPM detectiemethode die gebruikt wordt.
÷ De synchronisatiemodus van de MIDI
sequencer staat niet op "slave".
÷ De MIDI sequencer is niet geschikt voor
gebruik met dit apparaat.
VERHELPEN VAN STORINGEN
Maatregelen
÷ Sluit het netsnoer op een stopcontact aan.
÷ Kies het weergave-apparaat met de
ingangskeuzeschakelaar.
÷ Zet de DIGITAL/CD ingangskeuzeschakelaar of
de DIGITAL/LINE ingangskeuzeschakelaar op
het achterpaneel in de stand die overeenkomt
met het apparaat dat wordt weergegeven.
÷ Corrigeer de aansluitingen.
÷ Maak de aansluitbussen/stekkers schoon
voordat u de aansluitingen maakt.
÷ Stel de hoofduitgang-verzwakkingsschakelaar
(MASTER ATT) op het achterpaneel juist in.
÷ Zet de MIC SIGNAL schakelaar op het
achterpaneel op [ADD].
÷ Stel de bemonsteringsfrequentie-keuzeschakelaar
op het achterpaneel in overeenkomstig de
specificaties van de aangesloten apparatuur.
÷ Stel de hoofduitvoer-niveauregelaar (MASTER
LEVEL) of de uitgangsverzwakkingsschakelaar
(MASTER ATT) op het achterpaneel correct in.
÷ Stel de TRIM regelaar zodanig in dat het
ingangsniveau 0 dB nadert op de kanaalniveau-
indicator.
÷ Stel de CROSS FADER ASSIGN schakelaar voor
het gewenste kanaal correct in.
÷ Zet de FADER START toets op ON.
÷ Verbind de CONTROL aansluiting van het
mengpaneel met een bedieningssignaalkabel
met de CD-speler.
÷ Verbind de CONTROL aansluitingen en ook de
analoge ingangsaansluitingen.
÷ Kies correct het kanaal waarop u de effecten
wilt toepassen.
÷ Stel de effectparameter 2 regelaar (LEVEL/
DEPTH) juist in.
÷ Zet de effectkeuzeschakelaar op [SND/RTN].
÷ Sluit de effector op de SEND/RETURN
aansluitingen op het achterpaneel aan.
÷ Gebruik de effectkanaal-keuzeschakelaar om de
geluidsbron te kiezen waarop u de effecten wilt
toepassen.
÷ Verlaag het uitgangsniveau van de externe
effector.
÷ Stel de TRIM regelaar zodanig in dat het
ingangsniveau 0 dB nadert op de kanaalniveau-
indicator.
÷ Stel de andere kanalen eveneens zodanig in dat
het ingangsniveau 0 dB nadert op de
kanaalniveau-indicator.
÷ Tik op de TAP toets om de BPM handmatig in te
stellen.
÷ Er zijn geen maatregelen nodig.
÷ Zet de synchronisatiemodus van de MIDI
sequencer op "slave".
÷ MIDI sequencers die geen MIDI timingklok
ondersteunen kunnen niet gesynchroniseerd worden.
105
<DRB1392>
Du