=Schakel altijd voor werkzaamhe-
den aan het tuingereedschap (on-
derhoud, wisselen van inzetge-
reedschap, enz.) en voor transport
en opbergen het tuingereedschap
uit met de scheidingsschakelaar.
Houd toezicht op kinderen, zodat ze
niet met het tuingereedschap spelen.
Laat dit tuingereedschap nooit ge-
bruiken door kinderen, personen met
beperkte fysieke, zintuiglijke of gees-
telijke vaardigheden of met beperkte
ervaring of kennis of door personen
die met deze aanwijzingen niet ver-
trouwd zijn. In uw land gelden eventu-
eel voorschriften ten aanzien van de
leeftijd van de bediener.
Gebruik het tuingereedschap niet
met blote voeten of met open sanda-
len. Draag altijd stevige schoenen en
een lange broek.
Bij slechte weersomstandigheden, in
het bijzonder bij opkomend onweer,
niet met de gazonmaaier werken.
Zorg ervoor dat u bij de bediening van
het tuingereedschap en wanneer u
naar het gereedschap toe loopt
steeds uw evenwicht bewaart en u
stevig staat, vooral op hellingen en bij
nat gras. Buig daarbij niet te ver voor-
over. Bedien het gereedschap met
aandacht en zonder haast.
De bediener of gebruiker is verant-
woordelijk voor ongevallen, persoon-
lijk letsel of schade aan het eigendom
van anderen.
Bedien onmiddellijk de rode stop-
toets als tijdens het gebruik van het
tuingereedschap gevaar optreedt.
Zorg ervoor dat de begrenzingsdraad
volgens de installatiehandleiding cor-
rect is geïnstalleerd.
Controleer regelmatig het terrein
waarop u het tuingereedschap ge-
bruikt en verwijder alle stenen, stok-
ken, metaaldraden en andere voor-
werpen die daar niet horen.
Leg in de werkomgeving geen span-
ningvoerende netkabels neer. Als een
netkabel vast komt te zitten in de
maairobot, moet deze van het
stroomnet worden gescheiden voor-
dat deze wordt verwijderd.
Controleer het tuingereedschap re-
gelmatig om er zeker van te zijn dat de
messen, de messchroeven en de snij-
voorziening niet versleten of bescha-
digd zijn. Vervang versleten messen
en messchroeven altijd per complete
set om onbalans te voorkomen.
Gebruik het tuingereedschap nooit
met beschadigde beschermingen of
zonder veiligheidsvoorzieningen.
Breng handen en voeten niet in de
buurt van of onder ronddraaiende de-
len.
Het tuingereedschap nooit optillen of
dragen terwijl de motor loopt.
Laat het tuingereedschap nooit onbe-
heerd werken wanneer er zich kinde-
ren, andere personen of huisdieren in
de onmiddellijke nabijheid bevinden.
Schakel het tuingereedschap volgens
de gebruiksaanwijzing in en blijf op
een veilige afstand van ronddraaien-
de delen.
Gebruik het tuingereedschap niet te-
gelijkertijd met een gazonsproeier.
Voer een tijdschema in om er zeker
van te zijn dat de beide systemen niet
tegelijkertijd werken.
Als om een of andere reden het tuin-
gereedschap in het water valt, neemt
u het uit het water en schakelt u het
met de scheidingsschakelaar uit.
Schakel het tuingereedschap niet in.