laden.
¾ Als u het laden wilt afbreken, koppel dan achtereenvolgens
af: de elektrische voeding, de klem van het chassis of de
negatieve pool (-), de klem van de positieve pool (+).
Een accu opladen
Mod.1, 2, 3, 4
¾ Vergewis u ervan dat de dat schakelaar [A] in de stand 0/
OFF staat (Mod.1, 3) of de batterijlader is losgekoppeld van
het elektriciteitsnet (Mod.2, 4).
¾ Gebruik de toets [C] om de accuspanning te kiezen.
¾ Kies de functie Batterijlader [B].
¾ Selecteer de laadstroom "Amp" [D].
¾ (Mod.1, 3) Zet de schakelaar [A] op 1/ON.
¾ (Mod.2, 4) Sluit de batterijlader aan op het elektriciteitsnet.
L
(Mod.1, 3) Als de thermostaat ingrijpt, dooft het lampje
van de ON/OFF-schakelaar.
L
Wanneer de lader met de schakelaar op Min voon normaal
laden op een goed geladen accu is aangesloten, is het
mogelijk dat de ampèremeter geen aflezing geeft.
Tijdens het laden zal de laadsnelheid geleidelijk gaan dalen,
wap op de ampèremeter afleesbaar is, totdat deze een
gelijkblijvende waade (maar nooit nul) blijft aanweijzen, wat
een aanduiding is dat de accu volledig is geladen.
De stroom die wordt opgenomen door een batterij die
herladen moet worden, hangt af van de toestand van
de batterij. Voor modellen waarop de lading kan worden
ingesteld, moet de laadstroom worden gekozen die het
dichtst bij 10% van de capaciteit ligt van de batterij die
herladen moet worden. (b.v. I = 4 Amp. voor een batterij
van 40 Amp/uur). Controleer of het vermogen van de accu
(Ah) niet lager is dan wat op de accuoplader staat (C-Min).
Als de accu geladen is en u ziet luchtbellen in het elektrolyt
zet u bij voorkeur de accuoplader uit om de accu niet te
chadigen.
Hermetisch gesloten MF, GEL, AGM accu's
opladen
U kunt geen elektrolyt toevoegen aan hermetisch gesloten
accu's. Voor een optimale benutting van de voorziene
levensduur van dit soort accu's, mag u ze niet overladen.
Kies een langzame oplaadwijze en controleer vaak de
spanning op de accucontacten met een normale tester.
Onderbreek het opladen op 14,4 Volt voor accu's van 12 Volt;
op 7,2 Volt voor accu's van 6 Volt en op 28,8 Volt voor accu's
van 24 Volt.
De batterijoplader houdt niet automatisch op met laden
en moet worden losgemaakt als de batterij geladen is.
Te lang opladen is slecht voor de batterij.
Samtidig opladning af flere akkumulatorer Fig.4
Opladningstiden bliver naturligvis så meget desto længere,
jo højere summen af akkumulatorbatteriernes kapacitet er.
Undgå at oplade batterier af forskellig slags, af forskellig
kapacitet (Ah) eller med forskellige opladningsniveauer
samtidigt.
950501-08 10/09/14
Verbinding van de starter-booster: volgorde
van de werkzaamheden
BELANGRIJK voor de START
Voordat u de accu aan zet, controleert u of de goede
accuspanning is geselecteerd. Een verkeerde spanning
kan schade en letsels veroorzaken.
Om de elektronica die in voertuigen zit niet te
beschadigen, dient u voordat u een accu oplaadt of
een snelstart draait, aandachtig de instructies van de
producent van het voertuig en de accu te lezen.
Om de elektronica in het voertuig niet te beschadigen:
D Niet snelstarten als de accu gesulfateerd of defect is.
D Niet snelstarten als de accu niet aangesloten is in het
voertuig: de accu moet in het voertuig zitten om eventuele
overspanning op te vangen die kan ontstaan omdat er
energie opgeslagen is in de verbindingskabels tijdens de
snelstartfase.
Om het snelstarten te vergemakkelijken, raden wij aan de
accu altijd eerst 10-15 minuten op te laden (snelle lading).
Leef de cyclussen voor het snelstarten en de pauze na die
op de serieplaat staan of in de technische gegevens om
oververhitting van de accu te voorkomen: (bijvoorbeeld: 5''
ON / 10'' OFF 5 Cycle).
Probeer niet opnieuw te starten als de motor niet start. U
kunt hiermee de accu beschadigen of de elektriciteit in het
voertuig.
Mod. 3, 4
¾ Vergewis u ervan dat de dat schakelaar [A] in de stand 0/
OFF staat (Mod.3) of de batterijlader is losgekoppeld van
het elektriciteitsnet (Mod.4).
¾ Gebruik de toets [C] om de accuspanning te kiezen.
¾ Kies de functie Starter [B].
¾ (Mod.3) Zet de schakelaar [A] op 1/ON.
¾ (Mod.4) Sluit de batterijlader aan op het elektriciteitsnet.
¾ Draai aan de contactsleutel van het voertuig.
Zekering die beveiligt tegen kortsluitingen en verkeerd
aangesloten accucontacten [H]
De zekering onderbreekt de elektriciteit in geval van
overbelasting. Die kan worden veroorzaakt door een
kortsluiting op de klemmen of op de accu-elementen of door
verkeerd aangesloten contacten (+,-).
Er kunnen echter probleemsituaties optreden die de zekering
niet kan "oplossen". (Bijvoorbeeld een accu die sterk ontladen
is en verkeerd is aangesloten).
Sluit de klemmen niet op de verkeerde accucontacten
aan. U voorkomt hiermee schade en verwondingen.
Maak de accuoplader los van het stroomnet voordat u
zekeringen vervangt.
L
Het apparaat is uitgerust met een thermostaat met
automatische terugstelling die ingrijpt in geval van
thermische overbelasting, zodat het apparaat beschermd
is tegen oververhittingen.
19