Instructiehandleiding.
Batterijlader
Sjekke din batteriladderetyp från bilden på
sidan 1
WAARSCHUWINGSLABEL Afb. 2.
Bevestig de bijgeleverde sticker in uw taal op
de acculader voordat u het gereedschap voor
het eerst gebruikt.
Alvorens het laden uit te voeren, nauwkeurig
de inhoud van deze handleiding lezen. De
instructies van de batterij lezen en van het
voertuig dat deze gebruikt.
Algemene gegevens en waarschuwingen
Het apparaat kan worden gebruikt door kinderen vanaf 8
jaar oud en mensen met beperkte mentale, lichamelijke of
zintuiglijke capaciteiten of met gebrek aan ervaring en kennis,
alleen indien onder toezicht of geïnstrueerd over het veilig
gebruik van het apparaat en na op de hoogte te zijn gebracht
van de mogelijke gevaren. Kinderen mogen niet met het
apparaat spelen.
Kinderen mogen geen reiniging en onderhoud uitvoeren
zonder toezicht.
De accuoplader is alleen geschikt om de volgende lood/
zuur-accu's op te laden:
D WET-accu's: hermetisch afgesloten, gevuld met elektrolyt:
vergen weinig of geen onderhoud (MF), "AGM", "GEL".
Geen batterijen proberen te laden die niet opnieuw gelaad
kunnen worden of die verschillen van de voorziene batterijen.
Geen bevroren batterijen laden, omdat deze zouden kunnen
ontploffen.
Uitsluitend voor gebruik in overdekte ruimten.
OPGELET, EXPLOSIEVE GASSEN!
De batterij produceert explosief gas (waterstoG) tijdens
de normale werking en in grotere hoeveelheid tijdens het
opladen.
Voorkomt de vorming van vlammen of vonken.
De accuoplader heeft componenten zoals schakelaars en
relais waaruit vonken kunnen komen. Als u de oplader in
een garage of een soortgelijke omgeving gebruikt, zet hem
dan op een geschikte plaats, ver van de accu en niet in het
voertuig of in de motorruimte.
Om vonken te voorkomen, let u erop dat de klemmen niet
los kunnen raken van de accucontacten tijdens het opladen.
Ervoor zorgen dat de klemmen elkaar niet aanraken.
Zorg er beslist voor dat de polariteiten niet verwisseld
worden, wanneer er klemmen met de batterij worden
verbonden.
Verzekert u zichzelf ervan dat de stekker eruit
is, alvorens de klemmen aan te sluiten of los
te koppelen.
950501-08 10/09/14
NL
Zorg voor een passende ventilatie tijdens het
laden
Een veiligheidsbril dragen met bescherming aan de zijkant
van de ogen, zuurbestendige handschoenen en kleren die
u tegen het zuur beschermen.
De batterijlader niet gebruiken met beschadigde kabels,
als deze slag heeft ondervonden, als deze gevallen is of
als deze beschadigd is.
Haal de batterijlader niet zelf uit elkaar, maar breng hem
naar een erkend service-centrum.
De voedingskabel moet worden vervangen door
gekwalificeerd personeel.
De batterijlader niet op brandbare oppervlakken plaatsen.
De batterijlader en de kabels ervan niet in het water of op
natte oppervlakken plaatsen.
Plaats de batterijlader zodanig dat deze goed geventileerd
wordt: niet met andere voorwerpen bedekken; niet opsluiten
in reservoirs of stellingen.
Assemblage en elektrische aansluiting Afb 3.
¾ Assemblage en lossen delen in de verpakking
¾ Controleer of er een zekering of een automatische
beveiliging op het net zit die geschikt is voor het maximum
verbruik van het apparaat.
Het apparaat mag alleen worden aangesloten op een leiding
met een "neutrale" die met de aarde is verbonden.
¾ Stroomstekker: als er geen stekker op het apparaat zit,
maakt u een geschikte genormaliseerde stekker aan de
kabel (2P+T voor 1Ph).
Beschrijving batterijlader
Bedieningen en signaleringen Afb. 1
A) Aan/uit-toets
B) Toets acculader / starter.
C) Keuzetoets 12/24 Volt
Uitgangsklem 12/24 Volt.
D) Stroomsterkte regeling.
H) Zekering
Aansluiting van de batterijlader
Voordat u de accu aan zet, controleert u of de goede
accuspanning is geselecteerd. Een verkeerde spanning
kan schade en letsels veroorzaken.
Om de elektronica die in voertuigen zit niet te
beschadigen, dient u voordat u een accu oplaadt of
een snelstart draait, aandachtig de instructies van de
producent van het voertuig en de accu te lezen.
¾ Verbind de rode klem (+) met de positieve batterijpool
en de zwarte klem (-) met de negatieve batterijpool.
Als de accu op een voertuig is gemonteerd, sluit u eerst
de klem aan op de accupool die niet met de carrosserie
is verbonden. De tweede klem die met de carrosserie is
verbonden, moet op een punt zitten dat ver genoeg is
verwijderd van de accu en van de benzineleiding.
¾ Plaats de stekker in het stopcontact om te beginnen met
18