7. Instellen en voorbereiden
a) De accu opladen
De meegeleverde accu (3) is reeds gedeeltelijk
opgeladen. Laad de accu (3) voor ingebruikname
volledig op.
Een nieuwe accu of een accu die gedurende
een lange periode niet werd gebruikt, bereikt
pas zijn volledig vermogen na circa 5 oplaad-/
ontlaadbeurten.
1. Druk tegelijkertijd op beide vergrendelingsknoppen van
de accu.
2. Trek de accu (3) uit het accuvak (Afb. 1).
3. Sluit de DC-stekker van de netadapter aan op de
aansluiting van de accu (Afb. 2).
4. Steek de stekker van de netadapter (10) in een gepast
stopcontact (Afb. 2). De LED van de accu brandt rood.
Afb. 2
5. Eenmaal de accu (3) volledig is opgeladen, brandt de LED groen.
6. Ontkoppel de netadapter (10) van de voedingsbron en vervolgens van de accu (3).
7. Duw de accu (3) opnieuw in het accuvak. Zorg dat de accu op zijn plaats komt vast te zitten.
De meegeleverde lithium-ion accu is tegen diep ontladen beveiligd. Het apparaat wordt automatisch
uitgeschakeld wanneer de accu leeg is. Eenmaal automatisch uitgeschakeld, laad de accu onmiddellijk op.
68
Oplaadcontrolelampje
Afb. 1