Steuern Sie das angeschlossene Misch-
pult so aus, dass die LEDs CLIP (7)
nicht leuchten.
Passen Sie nun den Klang mit Hilfe der
Equalizer-Regler (2) der Raumakustik
an. In der Mittelstellung der Regler,
ertastbar durch eine Rasterung, wird die
betreffende Frequenz nicht beeinflusst.
Schieben Sie den Regler nach oben
wird die betreffende Frequenz lauter
wiedergegeben, schieben Sie den Reg-
ler nach unten, so wird die betreffende
Frequenz leiser wiedergegeben. Der
Schalter RANGE (3) vergrößert bzw. ver-
kleinert den Wirkungsbereich der Equa-
lizer-Regler (2). In Stellung +/-6 ist der
Wirkungsbereich klein, in Stellung +/-12
ist er groß. Die Schalterstellung wird
durch die zugehörigen LEDs angezeigt.
Über den Schalter EQ ON (6) ist ein Ver-
gleich mit der Linearstellung der Regler
jederzeit möglich.
Um niederfrequente Störungen auszu-
blenden kann der Schalter L.CUT (4)
gedrückt werden. Er aktiviert ein Hoch-
pass-Filter, das diese Störungen aus-
blendet.
Sind
keine
tieffrequenten
Störungen
vorhanden
sollte
dieser
Schalter deaktiviert bleiben um keine
Bassverluste zu verursachen.
Mit den Reglern LEVEL (5) sollte zum
Schluss noch eine Anpassung des Aus-
gangspegels an den nachgeschalteten
Verstärker erfolgen.
12
Da das menschliche Gehör in den unte-
ren und oberen Frequenzen unempfind-
licher ist als bei mittleren sollten Sie mit
den entsprechenden Equalizer-Reglern
(2) keine extremen Einstellungen vor-
nehmen, weil hierdurch sehr leicht eine
Überlastung der Lautsprecher bzw. des
Verstärkers erfolgen kann (hierbei leuch-
ten die LEDs CLIP (7) auf) . Dies äußert
sich durch Verzerrungen bei der Wieder-
gabe und kann sehr leicht zu Schäden
an Lautsprechern und am Verstärker
führen. Außerdem sollten Klangregler,
die z.B. am Mischpult oder am Verstär-
ker vorhanden sind aus ebenfalls die-
sem Grunde in der Mittelstellung belas-
sen werden.
EQ ON aktiv (LED leuchtet):
Audiosignal wird beeinflusst.
EQ ON nicht aktiv (LED leuchtet
nicht):
Audiosignal wird nicht beeinflusst.
Bei gedrücktem Schalter L.CUT (4)
leuchtet die zugehörige rote LED auf.
Werden die Regler nach oben gescho-
ben, wird die Gesamtlautstärke erhöht,
ein Schieben nach unten verringert sie.
Netaansluiting
Controleer voor het aansluiten van de grafische equalizer op het
stroomnet of de netschakelaar POWER (1) is uitgeschakeld.
• Verbind de randaardestekker van de netaansluiting (15) met een randgeaarde
contactdoos.
• Met de netschakelaar POWER (1) wordt de grafische equalizer in- en uitgescha-
keld (ON resp. I: apparaat is aan, OFF resp. O: apparaat is uit).
Bediening
Nadat de aansluiting is voltooid en u de bekabeling nogmaals heeft gecontroleerd,
kunt u het apparaat in gebruik nemen.
De grafische equalizer heeft kanaalgescheiden regelaars en schakelaars. Regelaars
met dezelfde aanduiding hebben ook dezelfde functies; ze werken echter op ver-
schillende kanalen.
Schuif de regelaar LEVEL (6) en alle
equalizer-regelaars (2) in de midden-
stand (0dB).
Zet de schakelaar EARTH LINK (13) op
stand IN.
Schakel de equalizer met de bijbeho-
rende geluidsbron in (mengpaneel of
soortgelijk apparaat) evenals de hierop
aangesloten apparatuur.
Schakel nu de eindtrap van de installa-
tie in.
Zet de schakelaar RANGE (3) op stand
+/-12
Zet de schakelaar L.CUT (4) uit.
Het apparaat is nog uitgeschakeld.
De massa van de equalizer is in deze
stand verbonden met de aarding van de
behuizing.
Let op:
de eindtrap wordt altijd als laatste inge-
schakeld en als eerste uitgeschakeld.
Deze volgorde voorkomt impulsgeluid
waardoor de luidsprekers beschadigd
kunnen raken.
De bijbehorende groene LED gaat bran-
den.
De bijbehorende rode LED mag niet
branden.
49