De gebruiker kan de stand van de handgrepen, wanneer
het apparaat verplaatst moet worden, aanpassen met
behulp van de ontgrendelknop en de handgreep (nr. 18) in
horizontale stand zetten.
6.4 Elektrische veiligheid
- De voedingskabels en de aangesloten apparaten
moeten in uitstekende staat zijn.
- De generator alleen met apparaten gebruiken
waarvan de spanningsgegevens overeenkomen met de
uitgangsspanning van de generator.
- Sluit de generator nooit op het stroomnet (stopcontact)
aan.
- Houd de lengte van de aansluitkabel naar het
aangesloten apparaat zo kort mogelijk.
6.5 Bescherming van het milieu
- Vuile onderhoudsmaterialen en bedrijfsstoffen moeten
bij het geschikte inzamelpunt worden afgegeven.
- Recycleer verpakkingsmateriaal, metalen en
kunststoffen.
6.6 Aarding
De behuizing kan geaard worden om statische
elektriciteit af te voeren. Sluit hiertoe één uiteinde
van de aardkabel op de massa-aansluiting (6) van de
generator aan en het andere uiteinde op een externe
massa-aansluiting (bijvoorbeeld een aardpen).
7. Bediening
Belangrijk!
De motor moet voor het starten met motorolie en
brandstof worden gevuld (zie afb. 9).
- Controleer het brandstofpeil en vul, indien nodig,
brandstof bij.
- Zorg voor voldoende ventilatie voor de generator.
- Controleer of de ontstekingskabel naar de bougie is
aangesloten.
- Inspecteer de directe omgeving van de generator.
- Koppel eventuele elektrische apparaten af die al op de
generator zijn aangesloten.
7.1 De motor starten (repeteerstarter)
- Sluit geen elektrische apparaten aan alvorens de motor
te starten.
- Open de brandstofkraan (nr. 16) door hem omlaag te
draaien.
- Zet de elektrische starter (nr. 15) in de stand "I".
- Zet de chokehendel (nr. 13) in de stand IØI.
- Start de motor met de repeteerstarter (nr. 14) en trek
krachtig aan de handgreep. Als de motor niet start, trek
dan nogmaals aan de handgreep.
- Breng nadat de motor draait de chokehendel (nr. 13)
terug in de oorspronkelijke stand.
Belangrijk!
Bij het starten met de repeteerstarter kan het zijn dat
de startkabel wanneer de motor aanslaat, met een ruk
wordt teruggetrokken. Draag daarom bij het starten van
het apparaat beschermende handschoenen.
7.2 De motor starten (elektro starter)
- Controleer de accuspanning. De spanning moet
minstens 12 V bedragen. Als de accuspanning lager dan
12 V is, laad dan eerst de accu op voordat u de generator
gebruikt.
- Sluit geen elektrische apparaten aan alvorens de motor
te starten.
- Zet de chokehendel (nr. 13) in de stand IØI.
- Open de brandstofkraan (nr. 16) door hem omlaag te
draaien.
- Draai de elektrische starter (nr. 15) met de sleutel in
de stand "START" en houd hem in deze stand totdat de
motor aanslaat.
- Breng nadat de motor draait de chokehendel (nr. 13)
terug in de oorspronkelijke stand.
7.3 Elektrische apparaten op de generator
aansluiten
Sluit het gewenste elektrische apparaat op de
contactdoos (nr. 3/4) aan.
Belangrijk:
93
N
L