Controle Van De Werkplek - Manutan 00408M Mode D'emploi

3.2 De lier testen
1. Draai de handgreep van de lier met de wijzers van de klok mee om het
laadvlak omhoog te laten komen.
Het laadvlak zou zo hoog mogelijk moeten kunnen stijgen. Het laadvlak
zou probleemloos, zonder haperen en zonder vast te klemmen moeten
bewegen.
2. Draai de handgreep van de lier tegen de wijzers van de klok in om het
laadvlak te laten zakken. Het laadvlak zou tot in het frame moeten zakken.
Het laadvlak zou probleemloos, zonder haperen en zonder vast te klemmen
moeten bewegen.
* De kabel is in meerdere lagen rond de haspel gedraaid. Terwijl het laadvlak omhoog
wordt getild of zakt ,zal het geluid dat de kabel maakt veranderen, afhankelijk van
hoeveel kabel er rond de haspel is gedraaid. Dat veranderen van geluid is normaal. Het
heeft geen invloed op de functies van de machine.
Opmerking :
Gebruik het toestel nooit als het beschadigd is of slecht functioneert. Als u tijdens
het controleren voor gebruik of tijdens functietesten ontdekt dat het toestel
beschadigd is of slecht functioneert, merk het toestel dan en stel het buiten dienst.
Enkel een gekwalificeerde technicus mag het toestel herstellen en enkel volgens de
instructies van de fabrikant.
Na de herstelling moet de bestuurder het toestel controleren en functietesten
uitvoeren voordat het toestel weer in gebruik mag worden genomen.
Er mogen geen aanpassingen aan het toestel worden gedaan die
veiligheidsvoorwaarden en flexibiliteit van de stapelaar met deze norm (EN1757-1)
nadelig beïnvloeden.
Om het toestel veilig te bedienen moet de bestuurder de werkplek
controlerenvoordat hij het toestel naar de werkplek brengt.
Wees u bewust van en vermijd onderstaande gevaarlijke situaties :
1. Steile hellingen of gaten.
2. Hobbels en obstakels in of op de vloer.
3. Brokstukken.
4. Obstakels boven het hoofd en hoogspanningsgeleiders.
5. Gevaarlijke locaties.
6. Ongeschikte steun van het oppervlak om het gewicht van (de ladingen op)
het toestel te kunnen dragen.
7. Wind- en weersomstandigheden.
8. Alle andere mogelijke onveilige omstandigheden.

4. Controle van de werkplek

30