Installatie
3
3.4
Elektrische aansluiting
GEVAAR: Elektrocutiegevaar!
Het gevaar van spanningsoverspraak tussen
netspanning en laagspanning door onbedoeld
losraken van een ader op de aansluitklemmen
of het direct aanraken van enkel geïsoleerde
elektrische kabels moet worden vermeden.
▶ Fixeer de aders van iedere aangesloten ka-
bel. Dit kan door kort strippen van de ka-
belmantel of via bindbandjes in de
nabijheid van de aansluitklemmen
( afb. 15, pagina 47).
Pomp (PHS) aan netspanningszijde niet op
de module aansluiten. De pomp moet direct
op de netspanning worden aangesloten en met
een netschakelaar (conform EN60335-1) over
alle polen kunnen worden uitgeschakeld.
Waarborg wanneer geen schakelaar aanwezig
is, dat een schakelaar in de cv-installatie wordt
ingebouwd.
▶ Rekening houdend met de geldende voorschriften voor de
aansluiting minimaal elektrische kabel model H05 VV-...
gebruiken.
▶ Bij verschillende aderdiameters een verdeeldoos voor de
aansluiting van de BUS-deelnemers gebruiken.
▶ Installeer de kabel door de al voorgemonteerde tulen en
monteer de meegeleverde trekontlastingen ( afb. 17,
pagina 47).
3.4.1 Aansluiting BUS-verbinding en temperatuursensor
(laagspanningszijde)
▶ BUS-deelnemers [B] via verdeeldoos [A] in ster schakelen
( afb. 14, pagina 46) of via BUS-deelnemer met twee
BUS-aansluitingen in serie. In de RC300 en eventueel an-
dere EMS plus modules (bijvoorbeeld MM100) is de aan-
sluitklem voor het BUS-systeem met BUS gemarkeerd.
Wanneer de maximale totale lengte van de
BUS-verbinding tussen alle BUS-deelnemers
wordt overschreden of in het BUS-systeem
een ringstructuur bestaat, is de inbedrijfstel-
ling van de installatie niet mogelijk.
16
Maximale totale lengte van de BUS-verbindingen:
2
•
100 m met 0,50 mm
2
•
300 m met 1,50 mm
▶ Om inductieve beïnvloeding te vermijden: alle laagspan-
ningskabels van netspanning geleidende kabels afzonder-
lijk installeren (minimale afstand 100 mm).
▶ Bij externe inductieve invloeden (bijvoorbeeld van fotovol-
taïsche installaties) kabel afgeschermd uitvoeren (bijvoor-
beeld LiYCY) en afscherming eenzijdig aarden. Sluit de
afscherming niet op de aansluitklem voor de randaarde in
de module aan maar op de huisaarde, bijvoorbeeld vrije af-
leiderklem of waterleiding.
Temperatuursensor T0 niet op module PM10 aan-
sluiten. Bij het regeltype temperatuurverschil ont-
vangt de module PM10 de aanvoertemperatuur
niet via het BUS-systeem. Een temperatuursensor
FK moet worden aangesloten.
Gebruik bij verlenging van de sensorkabel de volgende aderdi-
ameters:
•
Tot 20 m met 0,75 mm
•
20 m tot 100 m met 1,50 mm
3.4.2 Aansluiting voedingsspanning pomp en menger
(netspanningszijde)
▶ Gebruik alleen elektriciteitskabels van dezelfde kwaliteit.
▶ Let erop dat de fasen van de netaansluiting correct worden
geïnstalleerd.
Netaansluiting via een stekker met randaarde is niet toege-
staan.
▶ Sluit op de uitgangen alleen BUS-deelnemers conform deze
handleiding aan. Sluit geen extra besturingen aan, die an-
dere installatiedelen aansturen.
Het maximale opgenomen vermogen van de
aangesloten componenten en modules mag
niet hoger worden dan het maximaal vermogen
zoals gespecificeerd in de technische gege-
vens van de module.
▶ Voer de netspanningsvoeding van de
pomp lokaal uit.
▶ Wanneer de netspanning niet via de elek-
tronica van de ketel verloopt, moet lokaal
voor de onderbreking van de netspanning
over alle polen een genormeerde schei-
dingsinrichting (conform EN 60335-1)
worden geïnstalleerd.
Logamatic PM10 – 6 720 809 220 (2013/09)
aderdiameter
aderdiameter
2
2
tot 1,50 mm
aderdiameter
2
aderdiameter