Anleitung_BT_SB_200_SPK2:_
NL
8. Bediening
8.1. Aan-/uitschakelaar (fig. 17)
De zaag kan worden aangezet door de groene
toets „1" (g) in te drukken.
De zaag wordt afgezet door de rode toets „0" (h)
in te drukken.
De lintzaagmachine is voorzien van een
onderspanningsbeveiliging. Als de stroom uitvalt
moet de lintzaagmachine opnieuw worden
ingeschakeld.
8.2. Parallelaanslag (fig. 18)
Spanbeugel (21) van de parallelaanslag (24)
omhoog duwen
De parallelaanslag (24) aan de linker- of
rechterkant van het lintzaagblad (26) op de
zaagtafel (15) schuiven en afstellen op de
gewenste maat.
Spanbeugel (21) omlaag duwen om de
parallelaanslag (24) vast te zetten. Mocht de
spankracht van de spanbeugel (21) niet
voldoende zijn, moet de spanbeugel (21) met
enkele slagen met te wijzers van de klok mee
worden gedraaid tot de parallelaanslag
voldoende vast zit.
Let er wel op dat de parallelaanslag (24) steeds
evenwijdig met het lintzaagblad (26) loopt.
8.3. Schuine sneden (fig. 19)
Om schuine sneden evenwijdig met het lintzaagblad
(26) te kunnen doorvoeren kan de zaagtafel (15) van
0° tot 45° naar voren worden schuin gezet.
Vastzethendels (18) loszetten.
Zaagtafel (15) naar voren kantelen tot de
gewenste hoekmaat op de graadschaal (16)
bereikt is.
Vastzethendels (18) terug vastzetten.
Let op: Bij gekantelde zaagtafel (15) moet de
parallelaanslag (24) in werkrichting aan de
rechterkant van het lintzaagblad (26) aan de
neerwaarts gerichte kant worden aangebracht
(indien toegestaan door de breedte van het
werkstuk) teneinde het werkstuk te beveiligen
tegen wegglijden.
8.4. Schuine sneden (fig. 20)
Om schuine sneden evenwijdig met het lintzaagblad
(26) te kunnen doorvoeren kan de zaagtafel (15) van
0° tot 45° naar voren worden gekanteld.
Vastzethendel (18) losdraaien.
Zaagtafel (15) naar voren kantelen tot de wijzer
(17) naar de gewenste hoekmaat van de
graadschaal (16) wijst.
36
02.11.2010
12:39 Uhr
Seite 36
Vastzethendel (18) opnieuw aanhalen.
Let op : Bij gekantelde zaagtafel (15) moet de
parallelaanslag (24) in werkrichting aan de
rechterkant van het lintzaagblad (26) aan de
neerwaarts gerichte kant worden aangebracht
(indien toegestaan door de breedte van het
werkstuk) teneinde het werkstuk te beveiligen
tegen wegglijden.
9. Bedrijf
Let op ! Na elke nieuwe afstelling is het aan te raden
een proefsnede uit te voeren om de afgestelde
afmetingen te controleren.
Bij het snijden is telkens de bovenste
lintgeleiding (11) zo dicht mogelijk bij het
werkstuk te plaatsen (zie 7.5)
Het werkstuk moet steeds met de beide handen
worden geleid en vlak op de lintzaagtafel (15)
worden gehouden om te voorkomen dat het
lintzaagblad (26) gaat klemmen.
Het voorschuiven van het werkstuk dient altijd
met gelijkmatige druk te gebeuren die juist
volstaat zodat het lintzaagblad probleemloos
door het materiaal snijdt maar niet blokkeert.
Steeds de parallelaanslag (24) voor alle snijtaken
gebruiken waarvoor ze kunnen worden ingezet.
Het is beter een snede in één keer uit te voeren
dan in meerdere stappen waar mogelijk een
terugtrekken van het werkstuk voor nodig is. Als
desondanks een terugtrekken niet te vermijden
is, moet de lintzaagmachine vooraf worden
uitgeschakeld en het werkstuk mag dan pas
worden terug getrokken nadat het lintzaagblad
(26) tot stilstand is gekomen.
Bij het zagen moet het werkstuk altijd met zijn
langste kant worden geleid.
Let op! Bij het bewerken van smalle werkstukken
dient u zeker een schuifstok te gebruiken. De
schuifstok (28) steeds binnen handbereik op de haak
(29) bewaren die ervoor aan de zijkant van de zaag
is voorzien.
9.1. Uitvoeren van langssneden (fig. 20)
Hierbij wordt een werkstuk in lengterichting
doorgesneden.
Parallelaanslag (24) aan de linkerkant (indien
mogelijk) van het lintzaagblad (26)
overeenkomstig de gewenste breedte afstellen.
Lintzaagbladgeleiding (11) op het werkstuk
verlagen. (zie 7.5)
Zaag aanzetten.
Eén kant van het werkstuk met de rechter hand
tegen de parallelaanslag (24) duwen terwijl de
vlakke zijde op de zaagtafel (15) ligt.