laar en de gashendel.
LET OP!
Het inschakelen van de koppe-
ling dient uitgevoerd te worden zoals reeds
eerder beschreven is (zie 4.21, 4.22) om
te voorkomen dat de machine door een te
bruuske bediening kan gaan steigeren en u
de macht over het stuur verliest, vooral op
hellingen.
5.4.3 Remmen
Mechanische aandrijving
Om te remmen, druk de pedaal helemaal in
(zie 4.22,1), na eerst de snelheid met behulp
van de versnellingshendel verminderd te
hebben , om het remsysteem niet nutteloos
te overbelasten.
Hydrostatische aandrijving
Neem eerst snelheid af door het aantal toe-
ren van de motor te verminderen en trap
daarna op het rempedaal (zie 4.21.1) om nog
meer snelheid af te nemen totdat de machi-
ne stilstaat.
Wanneer men op de rempedaal drukt, wordt
tegelijkertijd de terugkeer van de regelaar
voor de snelheid naar de stand «N» inge-
schakeld.
5.4.4 Achteruit rijden
BELANGRIJK Het inschakelen van de achter-
uitversnelling dient altijd bij stilstand te gebeuren.
BELANGRIJK Om achteruit te kunnen rijden
met de snij-inrichtingen ingeschakeld, moet men
het pedaal voor toelating (zie 4.8) ingedrukt hou-
den om te vermijden dat de motor stilvalt.
Mechanische aandrijving
Trap het pedaal in totdat de machine stil-
staat, schakel de achteruit in door de ver-
snellingspook opzij te duwen en in de «R»
(zie 4.22.2) stand te zetten. Laat het pedaal
geleidelijk opkomen om de koppeling in te
schakelen en begin met de achteruitrijdma-
noeuvre.
Hydrostatische aandrijving
Stop de machine en schakel de achteruitver-
snelling in door de regelaar van de snelheid
in de richting «R» te duwen (zie 4.21.2).
5.4.5 Het gras maaien (Fig. 5.8)
Beginnen met maaien:
– z et de gashendel in de «SNEL» stand;
– z et de snijgroep in de hoogste stand;
– s chakel de snij-inrichtingen alleen in (zie 4.6)
op het grasveld en niet op grond met grind of
te hoog gras.
– b egin heel langzaam en voorzichtig te rijden
op de grasgrond, zoals reeds eerder beschre-
ven is;
– s tel de juiste rijsnelheid en maaihoogte in
(zie 4.7) afhankelijk aan de toestand van het
gazon (lengte, dichtheid en vochtigheid van
het gras).
Mechanische aandrijving
– H oog, dicht en nat gras:
1e versnelling
– N ormaal onderhouden gazon:
2e 3e versnelling
– L aag gras droge gazon:
4e versnelling
OPMERKING De vijfde versnelling is enkel
voorzien als versnelling voor vlakke transfer.
Hydrostatische aandrijving
De snelheid wordt geleidelijk en progressief
aan de condities van het gazon aangepast
door de pedaal voor de regeling van de snel-
heid overeenstemmend in te drukken.
LET OP!
Bij het maaien van hellingen
dient de rijsnelheid verminderd te worden
om de veiligheidscondities te garanderen
(zie 1C 7-8-9 + 5.5).
Het is in ieder geval verstandig om, elke keer als
er een afname in het aantal toeren van de motor
wordt waargenomen, de snelheid te vertragen,
denk eraan dat er nooit een mooi maaibeeld
verkregen wordt als de rijsnelheid te hoog is ten
opzichte van de hoeveelheid gras.
Ontkoppel de snij-inrichtingen en zet de
snijgroep in de hoogste stand als er over een
obstakel heen moet worden gereden.
12