hellingen van meer dan 10° (17%), onafgezien
van de looprichting.
8) Denk eraan dat er geen "veilige" hellingen
bestaan. Let bijzonder goed op bij hellingen.
Om omkantelen of verlies van controle over de
machine te vermijden, raadt men aan:
– N iet plotseling te stoppen of weg te rijden bij
het op- of afrijden van een helling;
– D e koppeling altijd voorzichtig laat opkomen
en altijd een versnelling ingeschakeld te
houden (bij modellen met mechanische aan-
drijving) of de snelheidsregelaar (bij modellen
met hydrostatische aandrijving) geleidelijk
naar een hogere stand te schuiven;
– D e snelheid op hellingen en in smalle bochten
laag te houden;
– G oed op bobbels, goten en verborgen geva-
ren te letten;
– H et gazon in geen geval te maaien in de
dwarsrichting ten opzichte van de helling.
Maai een hellend gazon altijd van boven naar
beneden en nooit in de dwarsrichting. Pas erg
goed op bij het veranderen van richting en let
erop niet op obstakels te stuiten (bijv. stenen,
takken, wortels, enz.). Deze obstakels kunnen
het zijwaarts glijden en het omkiepen van de
machine veroorzaken of de macht over het
stuur doen verliezen.
9) Vertraag de snelheid op hellingen alvorens
van richting te veranderen. Op een helling dient
de handrem altijd te worden ingeschakeld al-
vorens de machine te verlaten en onbeheerd
achter te laten.
10) Wees zeer voorzichtig nabij ravijnen, grach-
ten of dijken. De machine kan omkantelen
indien een wiel over de rand gaat of indien de
rand inzakt.
11) Let zeer goed op bij het achteruit rijden en
werken. Kijk achteruit voor en na het achteruit
rijden om u ervan te verzekeren dat er geen hin-
dernissen zijn.
12) Schakel de snij-inrichting of de krachtaf-
nemer uit bij het oversteken van zones zonder
gras, bij het verplaatsen van of naar de zone die
gemaaid moet worden en breng de snijgroep
omhoog.
13) Let goed op het verkeer, wanneer de ma-
chine dicht bij de straat gebruikt wordt.
14) LET OP! De machine is niet goedgekeurd
om op de openbare weg te rijden. Ze mag (vol-
gens het Wegverkeersregelement) uitsluitend
gebruikt worden op privé-terrein dat voor ver-
keer gesloten is.
15) Gebruik de machine niet indien de be-
schermingen beschadigd zijn, of zonder de op-
vangzak, zonder de zijdelingse of de achterste
aflaatbeveiliging.
16) Breng uw handen en voeten nooit nabij of
onder de draaiende delen. Blijf steeds op af-
stand van de aflaatopening.
17) De machine niet in hoog gras laten staan
met een draaiende motor, teneinde geen risico
op brand te veroorzaken.
18) De aflaat nooit op personen richten wanneer
de toebehoren gebruikt worden.
19) Gebruik enkel toebehoren die goedgekeurd
werden door de fabrikant van de machine.
20) Gebruik de machine niet indien de toebeho-
ren/werktuigen niet op de voorziene plaatsen
geïnstalleerd zijn.
21) Let op bij het gebruik van opvangzakken en
toebehoren die de stabiliteit van de machine
kan wijzigen, in het bijzonder op hellingen.
22) Wijzig de afstelling van de motor niet en laat
het toerental van de motor niet buitengewoon
hoog oplopen.
23) Raak de onderdelen van de motor die tij-
dens het gebruik heet worden, niet aan. Gevaar
voor brandwonden.
24) Ontkoppel de snij-inrichting of de krachtaf-
nemer, zet in vrije stand en schakel de handrem
in, stop de motor en verwijder de sleutel, (verze-
ker u ervan dat alle bewegende delen volledig
stil staan):
– E lke keer wanneer men de machine onbe-
waakt laat of de bestuurdersplaats verlaat:
– V ooraleer blokkeringen te verhelpen of voor-
aleer het windkanaal vrij te maken;
– V óórdat u de machine controleert, schoon-
maakt of eraan werkt;
– N adat er op een vreemd voorwerp gestoten
is. Controleer de machine op eventuele be-
schadigingen en voer de nodige reparaties uit
alvorens ze opnieuw te gebruiken;
25) Ontkoppel de snij-inrichting of de krachtaf-
nemer en stop de motor, (verzeker u ervan dat
alle bewegende delen volledig stil staan):
– A lvorens brandstof bij te vullen;
– E lke keer wanneer u de opvangzak verwijdert
of opnieuw monteert;
– E lke keer wanneer u de zijdelingse aflaatde-
flector verwijdert of opnieuw monteert;
– V ooraleer de maaihoogte af te stellen indien
dit niet vanuit de plaats van de bestuurder uit-
gevoerd kan worden.
26) Ontkoppel de snij-inrichting of de krachtaf-
nemer tijdens het vervoer en telkens wanneer
deze niet gebruikt worden.
27) Geef gas terug vooraleer de motor stil te zet-
ten. Sluit de toevoer van de brandstof af aan het
einde van het werk, volgens de aanwijzingen in
het handboekje.
28) Let goed op de snijgroep met meerdere
snij-inrichtingen, aangezien een draaiende
snij-inrichting ook de andere zou kunnen doen
draaien.
29) LET OP: – In geval van breuken of ongeval-
len tijdens het werk, dient men de motor onmid-
dellijk stil te zetten en de machine te verwijderen
om geen verdere schade te berokkenen; in
3