ALARMBEHEER
De aanwezigheid van een alarm wordt gesignaleerd door een geluidssignaal (indien geactiveerd) en een melding op het bedie-
ningspaneel.
In geval van een alarm dient u de ketel uit te schakelen, de oorzaak te verhelpen en de ketel opnieuw op te starten volgens de nor-
male procedure die in deze handleiding wordt beschreven.
Elke alarmconditie veroorzaakt de onmiddellijke uitschakeling van de ketel.
Hieronder vindt u een lijst van alarmen die op het bedieningspaneel kunnen verschijnen met oorzaken en oplossingen:
Alarm tabel
MELDING
Geen stroomvoorzie-
ALARM 01
ning tijdens opstarten en
BLACK OUT
werking.
Dit gebeurt in het geval
ALARM 02
van een defecte vlamtem-
SONDE VLAM
peratuurdetectiesonde.
Dit gebeurt als de
ALARM 03
rookgassonde een rook-
TEMPERATUUR
gastemperatuur boven de
ROOKGASSEN
limiet detecteert.
ALARM 04
Treedt op wanneer de
DEFECTE
rookaanzuigventilator
AFZUIGING
defect is.
ALARM 05
Er ontstaat geen vlam
GEEN
tijdens de ontsteking.
ONTSTEKING
ALARM 06
Er worden geen pellets in
PELLETS OP
de vuurpot gebracht.
Dit gebeurt als de vei-
ALARM 07
ligheidsthermostaat van
THERMISCHE
de temperatuur van het
VEILIGHEIDS-
kanaal van de toevoer-
SCHAKELAAR
schroef geactiveerd wordt.
Tijdens de werking
ALARM 08
detecteert de ketel een
GEEN
druk die lager is dan de
ONDERDRUK
instellingsdrempel van de
drukschakelaar.
Handleiding voor gebruik en onderhoud HR EVO Smart
ANOMALIE
MOGELIJKE OORZAKEN
Verbinding met het elektrici-
teitsnet verbroken.
Er is geen elektrische
netspanning.
Defecten in elektrische en
elektronische componenten.
De sonde is defect.
De sonde is losgekoppeld
van de printplaat.
Te veel pellets geladen.
Verminderde warmteover-
dracht in het systeem.
De rookventilator is geblok-
keerd.
De snelheidscontrolesensor
is defect.
Geen stroomtoevoer naar de
rookventilator.
Het pelletreservoir is leeg.
De gloeibougie is defect, vuil
of niet in de juiste positie.
Verkeerde instelling voor
pelletlading.
Het pelletreservoir is leeg.
De motor voor het laden van
de pellets moet afkoelen.
De reductiemotor laadt geen
pellets.
De veiligheidsthermostaat
heeft een temperatuur boven
de kalibratiedrempel gedetec-
teerd als gevolg van overver-
hitting van het onderste deel
van het reservoir, waardoor
de werking van de motorre-
ductor wordt geblokkeerd.
De verbrandingskamer is vuil. Controleer de reinheid van het rookkanaal en
Het rookkanaal is verstopt.
De vuurdeur is niet gesloten.
De overdrukkleppen zijn
open-geblokkeerd.
De drukschakelaar is defect.
OPLOSSING
Zet de ketel uit (OFF) door op toets P4 te
drukken en herhaal de inschakelingsproce-
dure.
Andere herstelwerkzaamheden moeten door
een servicecentrum worden uitgevoerd.
Reparaties moeten worden uitgevoerd door
een servicecentrum.
Stel de toevoer van de pellets in.
Andere herstelwerkzaamheden moeten door
een servicecentrum worden uitgevoerd.
Reparaties moeten worden uitgevoerd door
een servicecentrum.
Controleer of er pellets in het reservoir aan-
wezig zijn.
Controleer de inschakelprocedures.
Andere herstelwerkzaamheden moeten door
een servicecentrum worden uitgevoerd.
Controleer of er pellets in het reservoir aan-
wezig zijn.
Stel de toevoer van de pellets in.
Andere herstelwerkzaamheden moeten door
een servicecentrum worden uitgevoerd.
Controleer de oorzaak van oververhitting.
Ontgrendel de thermostaat met betrekking
tot de oververhitting door op de resetknop te
drukken.
de verbrandingskamer .
Controleer of de deur hermetisch gesloten is.
Controleer de sluiting van de overdrukklep-
pen.
Andere herstelwerkzaamheden moeten door
de technicus worden uitgevoerd.
NL
Rev.1 08/09/2021
Pag.47