noodgevallen.
Gevaren door brandstof en uitlaatgassen
• Gebruik nooit brandstoffen zoals benzine of biobrandstoffen.
• Zoek een veilige en vlakke plaats voordat u gaat tanken. Gevaar voor
morsen. Verwijder eventueel gemorste brandstof voordat u het apparaat
start. Zorg dat de brandstof nooit in de grond terechtkomt. Gevaar voor het
milieu.
• Het apparaat produceert giftige uitlaatgassen. De uitlaatgassen kunnen
geurloos en onzichtbaar zijn en onverbrande koolwaterstoffen en benzeen
bevatten. Adem de uitlaatgassen nooit in. Risico op vergiftiging. Stop het
gebruik onmiddellijk bij misselijkheid, hoofdpijn, visuele stoornissen, ge-
hoorstoornissen en duizeligheid.
• Gebruik het apparaat nooit buiten zonder schoorsteenadapter of in hallen
zonder gesloten rookkanaal. Zorg voor voldoende toevoer van verse lucht
• Gebruik het apparaat nooit in ruimten zonder voldoende toevoer van frisse
lucht.
• Tank nooit binnenshuis. De brandstofdampen verzamelen zich op de grond.
Risico op vergiftiging. Tank alleen bij op goed geventileerde plaatsen.
Schakel het apparaat uit voordat u gaat tanken en laat het 10 minuten
afkoelen. Vul het apparaat nooit bij tijdens het gebruik.
• Slik nooit brandstof in. Vermijd contact met de huid. Bel onmiddellijk een
noodarts als brandstof wordt ingeslikt!
• Vervoer brandstof alleen in goedgekeurde en geëtiketteerde containers.
Maak brandstof ontoegankelijk voor kinderen.
• Als er brandstof op de beschermende kleding of het apparaat is gemorst,
moet u de beschermende kleding vervangen en het apparaat schoonma-
ken.
• Neem bij het aftappen van brandstof de milieuvoorschriften in acht.
Zorg dat er nooit brandstof in de grond komt.
• Draai na het tanken de schroefdop van de brandstoftank zo strak mogelijk
aan.
• Bestaande overdruk moet gemakkelijk kunnen worden weggenomen en er
mag geen brandstof uit spuiten. Open de tankdop voorzichtig. Verbod op
roken en open vuur.
NL V. 1.0
9