4.8.4 Fijn zoeken
Vanaf een afstand van 5 m moet de zoeksnelheid aanzienlijk worden vertraagd (50 cm/s). Begin tegelijkertijd
dicht op het sneeuwoppervlak te zoeken. Om verwarring tijdens het fijn zoeken te voorkomen, zal de indicatie
van de richting verdwijnen binnen een afstand van 2 m. Verlaag de zoeksnelheid nog verder en probeer, met
heen- en weergaande bewegingen, de positie van kleinste afstandsmeting te vinden. Een dynamisch uitgaand
geluidssignaal ondersteunt het fijn zoeken: naarmate u dichter bij de zendende ontvanger komt, klinkt het geluid
korter en neemt de frequentie toe.
Stel de richting nauwkeurig vast voordat de
richtingspijl verdwijnt! Daarna beweegt u naar de
zendende lawinepieper in de beste koppelingspositie
en bespaart u tijd met de heen- en weergaande
bewegingen.
4.8.5 Exacte lokalisatie
Begin bij het punt met de kleinste afstandsmeting.
Sondeer altijd loodrecht op het oppervlak. Gebruik uw
onderste hand als "sondegeleider" om ervoor te
zorgen dat de sondeerstok een constant traject volgt.
Volg een beproefd systeem totdat u iets raakt.
Communiceer een treffer altijd duidelijk naar de
andere redders. Laat de sondeerstok in de sneeuw
staan als hulp bij het graven.
Manual BLACK DIAMOND RECON LT
Beweeg uw pieper met een langzame constante
snelheid van circa 10 cm/s, houd hem parallel dichtbij
het sneeuwoppervlak en draai het apparaat niet. Zoek
langs de Y-as, bepaal de kleinste afstandswaarde en
volg daarna de X-as. Beweeg altijd voorbij het punt
met de kleinste afstandsmeting om de
afstandstendens te controleren. Markeer het punt
met de kleinste afstandsmeting en start met de exacte
lokalisatie.
9 / 22