15. Gebruik altijd een klem of een bevestigings-
methode die bedoeld is om ronde werkstuk-
ken, zoals een staaf of buis, te ondersteunen.
Staven neigen te verrollen tijdens het zagen,
waardoor het zaagblad zich 'vastbijt' en het
werkstuk met uw hand in het zaagblad wordt
getrokken.
16. Laat het zaagblad de volle snelheid bereiken
voordat deze het werkstuk raakt. Dit verkleint de
kans dat het werkstuk wordt weggeworpen.
17. Als het werkstuk of zaagblad vastloopt, scha-
kelt u de verstekzaag uit. Wacht totdat alle
bewegende delen tot stilstand zijn gekomen en
trek de stekker uit het stopcontact en/of verwij-
der de accu. Verwijder daarna het vastgelopen
materiaal. Als u blijft zagen met een vastgelopen
zaagblad, kunt u de controle over de verstekzaag
verliezen of deze beschadigen.
18. Nadat u de zaagsnede hebt voltooid, laat u
de schakelaar los, blijft u de zaagkop omlaag
gedrukt houden en wacht u tot het zaagblad
stilstaat voordat u het afgezaagde deel verwij-
dert. Het is gevaarlijk om met uw hand in de buurt
van het nalopende zaagblad te reiken.
19. Gebruik uitsluitend een zaagblad met een
diameter zoals aangegeven op het gereed-
schap of vermeld in de gebruiksaanwijzing.
Het gebruik van een zaagblad met een verkeerde
afmeting, kan een goede bescherming van het
zaagblad of werking van de beschermkap verhin-
deren, wat kan leiden tot ernstig persoonlijk letsel.
20. Gebruik altijd een zaagblad dat is gemarkeerd
met een toerental dat gelijk is aan of hoger is
dan het toerental dat is aangegeven op het
gereedschap.
21. Gebruik de zaag niet om andere materialen te
zagen dan worden aangegeven.
22. (Alleen voor Europese landen)
Gebruik altijd een zaagblad dat voldoet aan
EN847-1, indien bedoeld voor hout en daarmee
gelijk te stellen materialen.
Aanvullende instructies
1.
Houd de werkplaats kinderveilig met
hangsloten.
2.
Ga nooit op het gereedschap staan. Er kan
ernstig letsel ontstaan als het gereedschap omvalt
of als het snij-/zaaggarnituur per ongeluk wordt
aangeraakt.
3.
Laat het gereedschap nooit ingeschakeld
achter. Schakel de voeding uit. Laat het
gereedschap niet achter totdat het volledig tot
stilstand is gekomen.
4.
Gebruik de zaag niet zonder dat de
beschermkappen zijn aangebracht. Controleer
vóór elk gebruik of de beschermkap goed sluit.
Gebruik de zaag niet indien de beschermkap
niet goed beweegt en niet snel over het zaag-
blad sluit. Klem of bind de beschermkap nooit
in de geopende stand vast.
5.
Houd uw handen uit de buurt van het zaagblad.
Voorkom contact met het nog nadraaiende
zaagblad. Het kan nog steeds ernstig letsel
veroorzaken.
Om de kans op letsel te verkleinen, schuift u
6.
de slede terug naar zijn achterste stand na elke
afkortzaagsnede.
7.
Zet alle bewegende onderdelen vast alvorens
het gereedschap te dragen.
8.
De aanslagpen of aanslaghendel die de
zaagkop in de onderste stand vergrendelt,
wordt alleen gebruikt voor het dragen en
opbergen van het gereedschap en niet voor
zaagbedieningen.
9.
Controleer vóór het gebruik het zaagblad
zorgvuldig op barsten of beschadiging.
Vervang een gebarsten of beschadigd zaag-
blad onmiddellijk. Gom of hars dat op het
zaagblad is opgedroogd vertraagt het zaag-
blad en verhoogt de kans op terugslag. Houd
het zaagblad schoon door dit eerst van het
gereedschap te demonteren en het vervolgens
schoon te maken met een schoonmaakmiddel
voor gom en hars, heet water of kerosine.
Gebruik nooit benzine om het zaagblad
schoon te maken.
10. Tijdens het uitvoeren van schuivend
zagen, kan een TERUGSLAG optreden. Een
TERUGSLAG treedt op wanneer het zaagblad
vastloopt in het werkstuk tijdens het zagen en
et zaagblad snel in de richting van de gebrui-
ker wordt bewogen. Dit kan leiden tot verlies
van controle over het gereedschap en ernstig
persoonlijk letsel. Wanneer het zaagblad
begint vast te lopen tijdens het zagen, zaagt u
niet verder maar laat u de schakelaar onmid-
dellijk los.
Gebruik alleen 昀氀enzen die voor dit gereed-
11.
schap zijn bestemd.
12. Pas op dat u de as, de 昀氀enzen (vooral hun
montagevlak) of de bout niet beschadigt.
Beschadiging van deze onderdelen kan zaag-
bladbreuk veroorzaken.
13. Zorg dat het draaibaar voetstuk goed vast-
gezet is, zodat het tijdens het zagen niet kan
bewegen. Gebruik de gaten in het voetstuk
om de zaag te bevestigen op een stevig werk-
platform of een stevige werkbank. Gebruik het
gereedschap NOOIT wanneer de gebruiker in
een ongemakkelijke houding moet staan.
14. Zet de asblokkering in de vrije stand alvorens
de schakelaar in te drukken.
15. Zorg ervoor dat het zaagblad in zijn laagste
positie niet in aanraking komt met het draai-
baar voetstuk.
16. Houd het handvat stevig vast. Denk eraan dat
de zaag bij het starten en stoppen even op- en
neergaat.
17. Zorg dat het zaagblad het werkstuk niet raakt
voordat u op de schakelaar drukt.
18. Laat gereedschap een tijdje draaien voordat u
het op het werkstuk gaat gebruiken. Controleer
op trillingen of schommelingen die op onjuiste
montage of op een slecht uitgebalanceerd
zaagblad kunnen wijzen.
19. Stop onmiddellijk met zagen indien u iets
abnormaals opmerkt.
81 NEDERLANDS