• Voer de bewegingen langzaam uit, zodat ook alle mogelijke kleinere objecten gedetecteerd kunnen worden.
e) Nauwkeurige locatie van de vondst detecteren
f) Gebruik een hoofdtelefoon
In de bedieneenheid (13) is een luidspreker evenals een hoofdtelefoonaansluiting (10) van 3,5 mm geïnstalleerd.
Normaal gesproken geeft de luidspreker de geluidssignalen weer. Wanneer een hoofdtelefoon is aangesloten, wordt
de ingebouwde luidspreker uitgeschakeld.
Draai in de hoofdtelefoonmodus de draairegelaar VOLUME (6) helemaal naar links voordat u het apparaat
inschakelt. Anders kan gehoorschade ontstaan vanwege een overmatig volume!
• Verbind de 3,5 mm jack-stekker van uw hoofdtelefoon met de 3,5 mm hoofdtelefoonaansluiting (10) in de
bedieningseenheid (13).
• De externe luidspreker is uitgeschakeld. Stel het volume langzaam en voorzichtig in op een veilige waarde. U hoort
nu alleen de locatiesignalen via de hoofdtelefoon.
De aansluiting van een geschikte hoofdtelefoon bespaart energie en verlengt zo de gebruiksduur van de
batterij. Bovendien is het eenvoudiger de veranderingen van de geluiden bij het zoeken naar metaal op
gehoor te volgen.
68
• Zoek in een vooraf afgezette route met ronde slangbewegingen het doelgebied
af. Zie hiervoor de afbeelding links.
• Draai hiervoor de zoeksonde (1) op een zo gelijkmatige hoogte van ca. 3 - 5 cm
boven de grond. De zoeksonde (1) dient zich daarbij idealiter altijd parallel ten
opzichte van de ondergrond te bewegen. Laat de zoekbreedte altijd een beetje
overlappen (ongeveer 50 %).
• Beweeg de zoeksonde nooit, alsof het een pendel is. Pendelbewegingen om
een vast punt beschrijven een cirkelboog. Bij een boog verandert de afstand
tot de grond en hierdoor verandert de detectie van de metaaldetector. Pendel
de zoeksonde (1) alleen als u in een kuil of verdieping zoekt, om hierbij parallel
tot de grond te blijven.
• De zoeksonde met een zwaai of aan het einde optillen, leidt tot verkeerde
detectieresultaten (zie afbeelding links).
• Met een beetje oefening kan een object worden vastgesteld. Wanneer de
detectorspoel een verborgen object heeft weergegeven, houdt u de zoeksonde (1)
precies boven deze positie.
• Beweeg de zoekschotel (1) verschillende malen voor- en achteruit in steeds kleiner
wordende bewegingen, terwijl u iets omhoog gaat aan het einde van de beweging.
Markeer de lijn op een geschikte manier. Denk eraan waar de detector een signaal
gegenereerd heeft en beweeg met steeds kleinere bewegingen systematisch
om dit punt. Herhaal alles in een hoek die de eerste zoekrichting doorkruist. Het
kruispunt van beide denkbeeldige lijnen, zoals in een dradenkruis, toont de hoogste
signaalintensiteit. Het is het startpunt van het signaal van de vondst.