Om de lengte aan te passen, gaat u als volgt te werk:
• Test uw instelling en herhaal de instelprocedure eventueel nogmaals, tot u een aangename vasthoud- en
geleidingspositie van de metaaldetector voor uzelf heeft gevonden.
Schroef de schroefdraad indien mogelijk niet helemaal uit elkaar waardoor de draadring met inkepingen
eraf kan vallen. Hij kan ook eruit vallen en eventueel verloren raken. Verdraai het inwendig gemonteerde
kabel niet en trek er niet aan.
• Draai vervolgens de kartelmoeren op het draaigewricht los (14).
• Stel de horizontale positie van de zoeksonde (1) zo in dat deze altijd parallel ten opzichte van de ondergrond kan
worden geleid. Draai de kartelmoeren lichtjes met de hand vast. De zoekschotel (1) moet nog makkelijk met de
hand verstelbaar zijn maar mag niet uit zichzelf bewegen.
• Draai ten slotte de kartelmoeren van de draaikoppeling (14) voldoende vast, zodat de positie van de zoeksonde (1)
tijdens de metaaldetectie niet zomaar veranderd.
• Draai de verbindingsmof (3) met de klok mee om hem los te maken.
• Trek de onderste telescoopbuis (2) zover als nodig naar buiten. De lengte
dient zo te zijn dat u bij de metaaldetectie op de juiste hoogte parallel over de
grond kunt bewegen.
• Draai de verbindingsmof (3) tegen de klok in om hem weer te bevestigen en
de ingestelde lengte te fixeren.
61