trekken, slingert de terugslagstarter de motor aan.
6. Als de chokehendel is verplaatst naar de GESLOTEN-stand om de motor te starten,
verplaats deze dan geleidelijk aan naar de AAN-stand als de motor opwarmt.
WAARSCHUWING: Laat de motor nooit binnen of in een slecht
geventileerde ruimte draaien. De uitlaatgassen bevatten
koolmonoxide, een geurloos en dodelijk gas.
WAARSCHUWING: CONTROLEER ALTIJD HET OLIEPEIL ALVORENS
DE MOTOR TE STARTEN
De motor stilleggen
Om de motor stil te leggen in geval van nood, zet u simpelweg de motorschakelaar in
de UIT-stand. Onder normale omstandigheden volgt u de volgende procedure.
1.Beweeg de gasklephendel naar de LANGZAAM-stand.
2.Zet de motorschakelaar in de UIT-stand.
3.Zet de brandstofklephendel in de UIT-stand. Als de motor niet wordt gebruikt, laat
dan de brandstofklephendel in de UIT-stand om te voorkomen dat de carburator
overloopt en om de mogelijkheid op brandstoflekkage te verminderen.
51