E3
Geblokkeerde rotor.
E4
Obstructiesensor niet gereset.
E5
De maaier is van de grond
getild.
E6
Kantelsensor is geactiveerd.
E7
Hellingsensor is geactiveerd.
1. Zet de robotmaaier uit.
2. Draai de maaier om en controleer op
vreemde voorwerpen die het draaien van de
rotor kunnen belemmeren.
3. Verwijder eventuele obstakels.
4. Draai de robotmaaier weer om en
verplaats hem naar een plek waar het gras
kort is of pas de maaihoogte aan.
5. Druk op de aan/uitschakelaar. Druk
vervolgens op START en OK.
1. Zet de robotmaaier uit.
2. Verplaats de robotmaaier naar een gebied
zonder obstakels.
3. Verwijder de zwevende deksel en controleer
of de cilindrische magneten vrij kunnen
bewegen – verwijder eventuele obstakels – en
plaats de deksel terug.
4. Druk op de aan/uitschakelaar. Druk
vervolgens op START en OK.
1. Zet de robotmaaier uit.
2. Verplaats de robotmaaier naar een gebied
zonder obstakels.
3. Druk op de aan/uitschakelaar. Druk
vervolgens op START en OK.
4. Als de foutcode nog steeds wordt
weergegeven, zet de maaier dan uit en
draai hem om. Controleer of er vreemde
voorwerpen zijn die de vrije beweging van de
voorwielen belemmeren.
5. Verwijder eventuele obstakels, zet de
maaier rechtop en druk op de aan/uit
schakelaar. Druk vervolgens op START en OK.
Zet het maaier rechtop. Druk vervolgens op
START en OK.
1. Zet de robotmaaier uit.
2. Verplaats de maaier naar een vlakke,
horizontale ondergrond.
3. Druk op de aan/uitschakelaar. Druk
vervolgens op START en OK.
NL
99