nl
12 Ontdooien ................................ 97
12.1 Ontdooien in het koelvak. ..... 97
12.2 Ontdooien in het vriesvak ..... 98
13 Reiniging en onderhoud ......... 98
13.1 Apparaat voorbereiden
voor reiniging......................... 98
13.2 Apparaat schoonmaken ........ 98
13.3 De dooiwatergoot en het af-
voergat reinigen..................... 99
13.4 Onderdelen eruit halen.......... 99
14 Storingen verhelpen .............. 100
14.1 Stroomuitval.......................... 102
14.2 Apparaatzelftest uitvoeren.... 102
15 Opslaan en afvoeren.............. 102
15.1 Apparaat buiten gebruik
stellen ................................... 102
15.2 Afvoeren van uw oude ap-
paraat ................................... 103
16 Servicedienst.......................... 103
16.1 Productnummer (E-nr.) en
productienummer (FD) ......... 104
17 Technische gegevens............ 104
82