3.2 Accessoires
• Bakrooster
Voor taartblikken, overschalen,
geroosterde gerechten, kookgerei/
gerechten.
Het kan worden gebruikt met
magnetronfuncties.
• Bakplaat
Voor vochtige taarten, gebakken
producten, brood, grote braadstukken,
4. BEDIENINGSPANEEL
4.1 Het apparaat in- en uitschakelen
Het apparaat inschakelen:
1. Druk op de knoppen. De knoppen komen
eruit.
2. Draai aan de knop om de
verwarmingsfuncties te selecteren.
3. Draai de regelknop om het in te stellen.
Draai de knop voor de verwarmingsfuncties
naar de uit-stand om het apparaat uit te
schakelen
.
4.2 Overzicht bedieningspaneel
Druk op de knop om timerfuncties in te
stellen.
Druk op om in te stellen: Snel opwar‐
men.
Druk op de knop om het lampje van
het apparaat in en uit te schakelen.
Druk op om in te stellen: magnetron‐
vermogen.
Druk op om de selectie te bevestigen.
4.3 Indicatielampjes op de display
Display met toetsfuncties.
10
NEDERLANDS
bevroren maaltijden en om druppelende
vloeistoffen op te vangen, bijv. vet bij het
roosteren van voedsel op het bakrooster.
Het kan niet worden gebruikt met
magnetronfuncties.
• Glazen bodemplaat van de magnetron
Voor het bereiden van voedsel in de
magnetronstand.
Het apparaat is vergrendeld.
Submenu: Kook- En Bakassistent.
Submenu: Instellingen
De functie is geactiveerd.
Kookwekker is ingeschakeld.
Kooktijd is ingeschakeld.
Tijd uitgestelde start is ingeschakeld.
Uptimer is ingeschakeld.
Voortgangsbalk - geeft visueel aan
wanneer het apparaat de ingestelde
temperatuur bereikt of wanneer de be‐
reidingstijd ten einde is.