accu verbruikt is en moet worden vervan-
gen. Gebruik uitsluitend BOSCH originele
lithiumionen accu's die u via de klanten-
dienst van de fabrikant kunt verkrijgen.
Het oplaadapparaat en de accu kun
nen tijdens het opladen warm worden.
Dit is normaal en geen indicatie van een
technisch defect.
De lithiumionen accu kan op elk
moment, ongeacht de laadstatus, wor-
den opgeladen. Een vroegtijdige onder-
breking van het opladen beschadigt de
accu niet. Een veiligheidsschakeling in
de ACCURUGSPROEIER voorkomt dat de
accu volledig leeg raakt.
De accu is uitgerust met een tempera-
tuurbewaking die de lading alleen toe-
staat in het temperatuurbereik tussen 0
°C en 45 °C. Hierdoor wordt een hoge
acculevensduur bereikt.
Druk na de automatische uitschakeling
van het apparaat niet langer op de in-
/uitschakelaar (D). De accu kan hierdoor
worden beschadigd. Volg de aanwijzin-
gen voor de afvalverwerking van de accu.
6.1 Oplaadproces
3
2
Afbeeldingen
–
Deze figures verwijzen naar de 18,0 V / 2,5 Ah
accu en de AL 1810 CV-oplaadstation.
2
Het oplaadproces begint zodra de
stroomstekker van het oplaadappa-
raat in het stopcontact wordt gesto-
ken en de accu in het oplaadapparaat
is geplaatst.
Door de intelligente oplaadmethode wordt
de oplaadtoestand van de accu automa-
tisch herkend en wordt afhankelijk van
accutemperatuur en -spanning de optima-
le laadstroom gekozen. Daardoor wordt de
accu ontzien en blijft, bewaard in het
oplaadapparaat, altijd volledig opgeladen.
Indicatorstatussen:
Het opladen wordt door knippe-
ren van de accuoplaadaanduiding gesig-
naleerd.
Het permanent branden van de
accu-oplaadaanduiding signaleert dat de
accu volledig opgeladen is of dat de tem-
peratuur van de accu zich buiten het toe-
gestane oplaadtemperatuurbereik bevindt
en daarom niet kan worden opgeladen.
Zodra de temperatuur binnen het toege-
stane temperatuurbereik ligt, wordt de
accu opgeladen. Zonder ingestoken accu
signaleert het permanent branden van de
accu-oplaadaanduiding dat de netstekker
in het stopcontact is gestoken en het
oplaadapparaat gereed is voor gebruik.
3
Trek na het opladen de stekker van het
oplaadapparaat uit het stopcontact. Haal
vervolgens de accu uit het oplaadapparaat.
7
Inbedrijfstelling
GEVAAR
Lees hoofdstuk 2 "Voor uw veiligheid"
alvorens het apparaat in gebruik te
nemen.
WAARSCHUWING
Gezondheidsgevaar door uitlopend
plantenbeschermingsmiddelen!
niet goed afgedicht apparaat of appa-
raatdeel kan uitlopen of uitspuiten van
plantenbeschermingsmiddel veroorza-
ken. Respecteer daarom de volgende
veiligheidsaanwijzingen:
Controleer vóór elk gebruik de perfecte
toestand en dichtheid van het apparaat.
Vul het reservoir met water om te
controleren of het reservoir lekt!
Controleer de goede bevestiging van
alle schroefverbindingen.
7.1 Apparaat vullen
4
Afbeeldingen
–
Reservoirdeksel (B) verwijderen en appa-
raat via de vulzeef (B)
reservoirdeksel afsluiten.
Max. capaciteit (zie technische gege-
vens), volg de veiligheidsbepalingen en
toegelaten werkstoffen.
Capaciteit controleren.
Volg de aanwijzingen van de fabrikant
van de sproeimiddelen!
AANWIJZING!
Sproeimiddel in overeenstemming met de
aanwijzingen van de fabrikant afzonderlijk
voorbereiden (emmer), niet in het reservoir.
Aanwijzingen over de doseerhoeveelheid
vindt u in de volgende tabel:
71
Een
6
. Reservoir met
vullen