Télécharger Imprimer la page

Victron energy Skylla-i 24/80 1+1 Skylla-i 24/80 3 Skylla-i 24/100 1+1 Skylla-i 24/100 3 Manuel page 22

Publicité

Les langues disponibles
  • FR

Les langues disponibles

  • FRANÇAIS, page 31
kabel gemaakt en gebruikt worden, die pin 2 en pin 6 (NET-S / V+) niet verbonden heeft. Deze verbindt GND, CAN-H en CAN-
L, maar niet de voeding.
De twee RJ45 aansluitingen in elke lader (raadpleeg afbeelding 7) zijn parallel verbonden. Er is daardoor geen functioneel
verschil tussen deze aansluitingen.
2.3.6. Gesynchroniseerde parallelle werking
Er kunnen meerdere laders worden gesynchroniseerd met de CAN-interface. Dit wordt gerealiseerd door de laders op elkaar
aan te laten sluiten met RJ45 UTP-kabels (bus-afsluiters nodig, zie punt 2.3.5).
De parallel geschakelde laders moeten identieke instellingen voor DIP- en draaischakelaars hebben.
Er kan een mix van Skylla-i 100 A- en 80 A-laders parallel worden geschakeld.
Laders met twee en laders met drie uitgangen kunnen niet parallel met elkaar worden geschakeld.
De walstroomlimiet van de groep parallelle laders kan worden ingesteld met het Skylla-i bedieningspaneel. De stroomlimiet,
zoals weergegeven op het paneel, is de walstroom van de groep.
De uitgangsstroom van de ene lader kan verschillen van de andere lader, hoewel ze parallel worden geschakeld.
Als één lader van de parallel aangesloten laders wordt losgekoppeld, gaat de LED storing knipperen op alle units die in de
parallelle bedrijfsmodus stonden. Om dit probleem op te lossen, sluit u of de losgekoppelde lader weer aan of zet de overige
units uit en weer aan.
Wanneer een afstandssensor wordt gebruikt (voor spanning en/of temperatuur), moet deze worden verbonden met een van de
parallel werkende laders. Alle andere laders zullen de informatie delen via de CAN-interface. De groene LED van de lader
waaraan de sensor is verbonden, brandt continu. Op de andere laders zal de bijbehorende LED knipperen.
Bij een gesynchroniseerde parallelle werking zal de LED "ON" om de 3 seconden op alle parallel geschakelde
eenheden knipperen.
2.3.7 De netstroom aansluiten (zie afb. 6)
1. Controleer of de accu is aangesloten op de lader.
2. Verwijder de voorkant van de acculader voor toegang tot de AC-ingangsaansluiting.
3. Sluit de PE-netstroomkabel (groen/geel) aan op klem PE van de AC-ingangsaansluiting op de printplaat, zie Figuur
4. Sluit de neutrale netstroomkabel (blauw) aan op klem N van de AC-ingangsaansluiting.
5. Sluit de netstroomlijnkabel (bruin) aan op klem L van de AC-ingangsaansluiting.
6. Kies de juiste acculaadcurve voordat u de AC-stroom inschakelt (zie deel 3).
Afbeelding 6. Aansluiting netstroomkabel
6

Publicité

loading