WATERAANSLUITING
De wateraansluiting wordt uitgevoerd met een slang met schroefdraad G1 / 2. De watertoevoer
moet voorzien zijn van een aparte klep die vrij beschikbaar is en binnen bereik van het apparaat. De
uitrusting bevat een terugslagklep.
• De waterhardheid moet tussen 0,5 - 5 ° Franse graad liggen.
INDIEN HOGER, IS HET NODIG, GEBRUIK EEN WATERVERZACHTINGSSYSTEEM.
• De waterdruk moet tussen 50 - 250 kPa liggen.
• Het chloorvolume in het water mag niet hoger zijn dan 10 ppm, anders riskeert u schade aan het
badoppervlak
• De zuurgraad van water moet hoger zijn dan pH 7.
• Elektrische geleidbaarheid: 50 - 2000uS / cm (20 ° C)
• De aansluiting moet worden gemaakt volgens richtlijn EN 1717 en met geldige nationale richtlijnen
voor aquacultuur.
39