7.1 Wat moet u doen als...
Probleem
U kunt de kookplaat niet
inschakelen of bedienen.
Er klinkt een geluidssig‐
naal en de kookplaat wordt
uitgeschakeld.
Er weerklinkt een geluids‐
signaal als de kookplaat
wordt uitgeschakeld.
De kookplaat schakelt uit.
De restwarmte-indicator
gaat niet aan.
De automatische opwarm‐
functie start niet.
De kookstand schakelt tus‐
sen twee kookstanden.
Mogelijke oorzaak
De kookplaat is niet aan‐
gesloten op een stopcon‐
tact of is niet goed geïn‐
stalleerd.
De zekering is doorgesla‐
gen.
U hebt twee of meer tip‐
toetsen tegelijk aange‐
raakt.
STOP+GO-functie is in
werking.
Er ligt water of vetspatten
op het bedieningspaneel.
U hebt een of meer tiptoet‐
sen afgedekt.
U hebt iets op de tiptoets
geplaatst.
De zone is niet heet, om‐
dat hij slechts kortstondig
is bediend.
De zone is heet.
De hoogste verwarmings‐
stand is ingesteld.
De Powerfunctie is in werk‐
ing.
NEDERLANDS
Oplossing
Controleer of de kookplaat
goed is aangesloten op het
lichtnet. Raadpleeg het
aansluitdiagram.
Controleer of de zekering
de oorzaak van de storing
is. Als de zekeringen keer
op keer doorslaan, neemt
u contact op met een er‐
kende installateur.
Schakel de kookplaat op‐
nieuw in en stel de kook‐
stand binnen 10 seconden
in.
Raak slechts één tiptoets
tegelijk aan.
Raadpleeg het hoofdstuk
'Dagelijks gebruik'.
Reinig het bedieningspa‐
neel.
Verwijder het voorwerp van
de tiptoetsen.
Verwijder het object van de
tiptoets.
Als de kookzone lang ge‐
noeg in werking is geweest
om heet te zijn, neemt u
contact op met de klanten‐
service.
Laat de zone voldoende
afkoelen.
De hoogste kookstand
heeft hetzelfde vermogen
als de functie.
Raadpleeg het hoofdstuk
'Dagelijks gebruik'.
15