Let op:
Parkeer het product niet op een
grashelling wanneer u de parkeerrem controleert.
2. Schakel de parkeerrem in. Raadpleeg
parkeerrem inschakelen en uitschakelen op pagina
102 .
3. Als het product begint te bewegen, moet u de
parkeerrem door een erkende servicewerkplaats
laten afstellen.
4. Bedien het parkeerrempedaal opnieuw om de
parkeerrem uit te schakelen.
Het brandstoffilter vervangen
Let op:
De afbeelding toont één type brandstoffilter.
Het brandstoffilter van uw product kan anders zijn, maar
de procedure is dezelfde.
1. Open de motorkap om bij het brandstoffilter te
kunnen.
2. Sluit de brandstofafsluitklep.
3. Knijp de slang van de brandstoftank dicht om
lekkage te voorkomen.
4. Gebruik een platte tang om de slangklemmen van
het brandstoffilter te verwijderen.
5. Trek het brandstoffilter van de slanguiteinden. Er kan
een kleine hoeveelheid brandstof weglekken.
6. Druk het nieuwe brandstoffilter in de slanguiteinden.
Gebruik vloeibaar reinigingsmiddel op de uiteinden
van het brandstoffilter om de aansluiting te
vergemakkelijken.
1825 - 004 - 10.11.2023
7. Duw de slangklemmen tegen het brandstoffilter.
De
Het luchtfilter reinigen en vervangen
1. Open de motorkap.
2. Maak de knoppen los waarmee het luchtfilterdeksel
vastzit en verwijder het deksel.
3. Verwijder het luchtfilterpatroon uit het filterhuis.
109