Ideaal zou zijn als u nu het toerental van de rotoren (het gas) van de QuadroCopter langzaam verhoogt, tot u een licht
opstijgen kunt vaststellen. Test even de richting voor het rollen en knikken voordat de QuadroCopter begint te zweven
om te controleren dat de zender juist is afgesteld en de kanalen niet verkeerd (stuursignalen zijn omgekeerd) ingesteld
werden.
Vermijd principieel drukke en grote stuurbewegingen. Controleer of en zo ja in welke richting de QuadroCopter zich
beweegt. Door afstellingen op de afstandsbediening kunt u ongewenste bewegingen compenseren.
Belangrijk!
Start nooit met een slecht afgestemd vliegmodel.
Verhoog vervolgens het gas tot zich de QuadroCopter minstens een meter boven de grond bevindt.
Probeer een licht afdrijven met de trimhendels voor gier, nick of roll voorzichtig te corrigeren.
Zodra de QuadroCopter voldoende hoog in de lucht is, reduceert u het gas zover tot de QuadroCopter zweeft.
Nu beheerst u al het meest cruciale gedeelte en kunt u met langzame en voorzichtige stuurbewegingen met het gas
aan de besturing van de QuadroCopter wennen.
Om de QuadroCopter weer te landen, reduceert u het gas een beetje tot de QuadroCopter naar beneden daalt. Een
stevige landing op de grond is daarbij geen probleem en mag niet met plotselinge bewegingen van de gashendel
gecorrigeerd worden.
Probeer zo goed als mogelijk verticaal te landen („helikopterlanding"). Vermijd landingen met hoge horizontale snelheden
(„vliegtuiglanding").
Schakel na de landing de motoren uit (gasknuppel naar rechts onder drukken).
Oefen het starten een aantal keren, zodat u een gevoel voor de QuadroCopter krijgt. Bent u redelijk zeker in het
besturen, kunt u beginnen de richting van de vlucht met gier, nick en roll te sturen. Voer de besturing steeds langzaam
en met gevoel uit en oefen bepaalde manoeuvres, voordat u aan een nieuwe manoeuvre begint. De eerste vluchten
moeten niet langer dan 30 tot 60 seconden duren.
161