3. Verplaats de onderste dashboardafdekking (B)
om de lipjes van de afdekking (C) los te
maken uit de tapse sleuven (D) in de onderste
dashboardafdekking (B) en verwijder daarna de
afdekking.
4. Verwijder de olievuldop en peilstok.
OPGELET:
vuil in de motor terecht kan komen
wanneer u de olie vervangt.
5. Installeer de afvoerslang (E) op de olieaftapklep.
F
6. Draai de klep tegen de wijzers van de klok in met
een sleutel van 10 mm om de olieaftapklep (F) te
openen.
7. Draai de aftapklep met de wijzers van de klok
mee om hem te sluiten (G) wanneer de olie is
afgetapt.
Let op:
Gebruik een sleutel van 10 mm
om een klein aanhaalmoment toe te passen
om de aftapklep dicht te houden. Niet te vast
aandraaien.
8. Verwijder de afvoerslang (E) en bewaar deze.
9. Vul de motor met nieuwe olie via de olievulbuis
voor de peilstok.
Let op:
Giet de olie langzaam in de motor. Vul
de motor nooit met te veel olie. Zie
gegevens op pagina 132 voor de inhoud bij
benadering.
10. Gebruik de markeringen op de peilstok om het
oliepeil te controleren.
a) Plaats de peilstok in de buis en laat de
olievuldop de bovenkant van de buis raken.
b) Draai de dop niet vast op de buis wanneer u
het oliepeil controleert.
c) Zorg ervoor dat de olie tot aan de markering
"FULL" op de peilstok staat.
d) Draai de dop stevig vast op de buis wanneer
u de controle hebt uitgevoerd.
124
Zorg dat er geen
G
E
Technische
Het motoroliefilter vervangen
WAARSCHUWING:
veiligheidshandschoenen. Als u
motorolie morst op uw lichaam, was dat
dan af met water en zeep.
1. Tap de motorolie af uit de olietank. Zie
verversen op pagina 123 .
2. Draai het motoroliefilter linksom om dit te
verwijderen.
3. Smeer de rubberen afdichting op het nieuwe
oliefilter in met een beetje verse motorolie.
4. Om het nieuwe oliefilter aan te brengen, draait u
het filter rechtsom tot de rubberen afdichting op
zijn plaats zit, waarna u het filter nog een halve
slag verder draait.
5. Vul de olietank met verse motorolie. Zie
Motorolie verversen op pagina 123 .
6. Start de motor en laat deze gedurende drie
minuten stationair draaien.
7. Schakel de motor uit en controleer het oliefilter
op lekkage.
Let op:
Als er sprake is van olielekkage, draait
u het oliefilter verder vast.
8. Vul de olietank bij met meer motorolie om de
motorolie aan te vullen die het nieuwe oliefilter
heeft opgenomen.
Het luchtfilter reinigen
Een vuil luchtfilter zorgt ervoor dat de motor niet
goed draait. Reinig het luchtfilter vaker in stoffige
omstandigheden.
Het luchtscherm reinigen
Let op:
Het luchtscherm moet vrij van vuil worden
gehouden, om te voorkomen dat er motorschade
ontstaat door oververhitting.
•
Reinig het luchtscherm met een draadborstel of
perslucht om vuil te verwijderen.
Het koelsysteem van de motor
onderhouden
Let op:
Een verstopt grasscherm, vuile of volle
koelribben en/of een verwijderde behuizing van de
ventilator, etc. kunnen de motor doen oververhitten
en motorschade veroorzaken.
•
Zorg ervoor dat het grasscherm, de koelribben
en andere externe oppervlakken van de motor
altijd schoon zijn.
•
Telkens na 100 bedrijfsuren (vaker in extreem
stoffige en vuile omstandigheden) verwijdert
u de behuizing van de ventilator en andere
onderdelen van het koelsysteem van de motor.
Draag
Motorolie
1923 - 006 - 14.07.2023