5.5.
Gebruik van de pomp bij tuinvijvers en gelijkaardige plaatsen
Het gebruik van de pomp bij tuinvijvers en gelijkaardige plaatsen is principieel alleen
toegestaan, wanneer er geen personen in contact komen met het water.
Voor het gebruik bij tuinvijvers of gelijkaardige plaatsen moet de pomp via een aardlekschakelaar (FI-schakelaar)
met een nominale lekstroom ≤ 30 mA worden aangedreven (DIN VDE 0100-702 en 0100-738). Vraag bij uw
elektrospeciaalzaak na of uw installatie aan deze voorwaarden voldoet.
Het gebruik op soortgelijke locaties is uitsluitend toegestaan als de pomp stabiel en beveiligd tegen overstromend
water op een minimumafstand van twee meter van de waterrand is opgesteld en door een stabiele houder wordt
voorkomen dat de pomp in het water kan vallen. Het toestel dient hiertoe d.m.v. de hiervoor bedoelde
bevestigingspunten met schroeven aan de ondergrond te worden bevestigd (zie hoofdstuk „Vaste installatie").
6.
Elektrische aansluiting
Het toestel beschikt over een netsnoer met stekker. Om gevaren te voorkomen, mogen het netsnoer en de
stekker uitsluitend door een vakman worden vervangen. Draag de pomp nooit aan het netsnoer en gebruik het
snoer niet om de stekker uit het stopcontact te trekken. Bescherm de stekker en het netsnoer tegen hitte, olie en
scherpe randen.
De gebruikte netspanning moet met de in de technische gegevens aangegeven waarden
overeenstemmen. De persoon die verantwoordelijk is voor de installatie moet verzekeren, dat
de elektrische aansluiting beschikt over een aarding die beantwoordt aan de norm.
De elektrische aansluiting moet van een gevoelige aardlekschakelaar (FI-schakelaar) zijn
voorzien: ∆ = 30 mA (DIN VDE 0100-739).
Gebruik alleen een verlengkabel waarvan de doorsnede (3 x 1,0 mm²) en rubber-
ommanteling minimaal overeenkomt met die van de aansluitleiding (zie "Technische
gegevens", kabeluitvoering) en voorzien is van de markeringen volgens VDE. Netstekkers en
koppelingen moeten spatwaterdicht zijn.
7.
Ingebruikname
Raadpleeg ook de afbeeldingen in het aanhangsel aan het einde van deze handleiding. De cijfers en andere
gegevens die hierna tussen haakjes worden vermeld, verwijzen naar deze afbeeldingen.
Bij de eerste ingebruikname moet ook bij zelfaanzuigende pompen de
pompbehuizing altijd volledig zijn ontlucht - d.w.z. gevuld zijn met water. Als
deze ontluchting achterwege blijft, zuigt de pomp de te verpompen vloeistof niet
aan. Het is raadzaam, maar niet per se nodig, daarnaast de aanzuigleiding te
ontluchten resp. met water te vullen.
De pomp mag uitsluitend voor het op het typeplaatje aangegeven
toepassingsgebied worden gebruikt.
Drooglopen - het pompen van het toestel zonder waterdoorvoer - moet worden voorkomen,
omdat de pomp bij watergebrek oververhit kan raken. Dit kan aanzienlijke schade aan het
toestel veroorzaken. Bovendien bevat het systeem dan zeer heet water dat tot
huidverbrandingen kan leiden. Trek in geval van oververhitting de stekker eruit en laat de
installatie afkoelen.
Laat de pomp niet met direct vocht in aanraking komen (bijvoorbeeld bij gebruik in combinatie
met tuinsproeiers). Laat de pomp niet in de regen staan. Let erop dat zich geen druppelende
aansluitingen boven de pomp bevinden. Gebruik de pomp niet in een natte of vochtige
omgeving. Zorg ervoor dat de pomp en de elektrische steekverbindingen beschermd zijn
tegen overstromend water.
De pomp mag niet werken als de toevoer is afgesloten.
Het is absoluut verboden de handen in de opening van de pomp te steken zolang het toestel
aan het elektriciteitsnet is aangesloten.
Bij elke ingebruikname moet er steeds nauwkeurig op worden gelet dat de pomp veilig en stabiel wordt opgesteld.
Het toestel moet altijd op een vlakke ondergrond en in rechtopstaande positie worden geplaatst.
4
42