Gebruik
Gebruikstijden
Gelieve de specifieke nationale verordeningen in acht te nemen.
Instellen van de maaihoogte (afb. B1)
Alleen als de motor uitgeschakeld is en het snijge-
reedschap stil staat.
5-voudige maaihoogte (18, 23, 28, 32, 40 mm).
Instelarmen (1) van het zijgedeelte wegtrekken en in
de gewenste hoogtepositie (2) weer laten vast klikken.
Afwisselend naar rechts en links maar 1 positie verstellen. De
instelarmen moeten altijd op dezelfde hoogte staan.
Aanwijzing:
De maaihoogte bij oneffenheden van het gazon zodanig
instellen, dat het onderste mes de bodem niet aanraakt.
Maaihoogte - graskondite
Maait u, indien mogelijk, bij droog weer. Daarmee wordt het
grassprietje gespaard. Bij een vochtige of hoge grasmat is een
hogere maaibreedte aan te bevelen. Gemiddelde maaihoogte
is 28 mm.
Om een uitstekend verzorgd gazon te verkrijgen, moet het gras
minstens één maal per week worden gemaaid. Daarbij moet het
gazon zo goed als droog zijn. Maai indien mogelijk . Snij naar
mogelijkheid in rechte banen en in normaal stapvoets tempo.
Om te voorkomen, dat er maaibanen te zien zijn, moeten de
banen elkaar altijd een paar centimeter overlappen.
Aansluitingskabel in de trekkrachtontlasting bevestigen
(afb. B2)
Aansluiting aan het stopcontact
De machine kan aan jeder stopcontact aangesloten worden,
dat met een 10 A zekering (of LS-schakelaar type B) gezekerd
is. Gebruik een elektrische beveiliging (RCD) met een max.
stroomsterkte van 30 mA.
Maaier inschakelen
Maaier op een glad oppervlak starten. Niet op hoog gras - hier
desnoods licht kantelen.
De verzorging
Voor elke onderhouds- en schoonmaak-werkzaamheden
eerst de stekker uit het stopcontact trekken!
Na jedere maaibeurt moet de maaier met een handveger
schoongemaakt worden. A.u.b. erop letten: beslist de gras-
en mosresten uit de luchtinlaat gleuven van de elektromotor
verwijderen !
Het toestel niet met water afspuiten. Het toestel op een
droge plaats bewaren.
Onderste mes bijstellen (afb. W1)
Zodra het gras niet meer gelijkmatig wordt afgesneden, moet
u het onderste mes bijstellen.
Attentie: Veiligheidshandschoenen dragen.
Gazonmaaier volgens de afbeelding omdraaien. Het bijstellen
gebeurt door de beide moeren (1) aan het onderste mes (2)
los resp. vast te draaien.
Noodzakelijk gereedschap: steeksleutel SW 10 mm
Moer (1) naar links draaien:
Afstand tot de messenkooi (3) wordt kleiner.
Moer (1) naar rechts draaien:
Afstand tot de messenkooi (3) wordt groter.
Afstandinstelling
Een strook papier (80 gr.) tussen onderste maaiblad en de
bladspil schuiven (6). De stopmoeren (3) zover naar links,
resp. naar rechts draaien dat de papierstrook "met een zuigend
effect" kan worden weggetrokken. De papierstrook mag bij het
wegtrekken niet vast komen zitten of scheuren.
20
All manuals and user guides at all-guides.com
(wisselstroom 230 Volt, 50 Hz)
Aanwijzing
Zet de gazonmaaier uitsluitend aan als u hem gaat gebruiken
om te maaien. Motor nooit langer dan 1 min. stationair laten
lopen!
Motor aanzetten (afb. B3)
1. Knop (1) indrukken en vasthouden.
2. Hefboom (2) aantrekken, knop (1) loslatten.
Motor uitzetten (afb. B3)
Hefboom (2) loslaten.
Maaien
De kabel moet bij het maaien achter de machine getrokken
worden.
Grondregel: leg de kabel stedds veilig neer op terrassen,
paden, of op het reeds gemaaide gras.
Wenden
Wend de gazonmaaier op een oppervlak dat al gemaaid is.
Veiligheidsschakelaar
Bij overbelasting of blokkering schakelt de motor automatisch
uit!
Stekker uit het stopcontact trekken en de oorzaak
verhelpen.
Overbelasting:
Maaihoogte te laag, u loopt te snel vooruit.
Blokkering:
Vreemde voorwerpen op het te maaien terrein (bijv. takken).
De maaier kan na ca. 5 min. weer aangezet worden.
Snijproef met papier (afb. W2)
Attentie: Veiligheidshandschoenen dragen.
Het bijstellen is correct, als een stuk papier tussen de messenkooi
en het ondermes scherp doorgesneden wordt. Hiertoe wordt de
messenkooi handmatig gedraaid.
Aanwijzing
Als u volgens de voorschriften hebt bijgesteld en u desondanks
geen optimaal maairesultaat bereikt, moet de messenkooi en/of
het ondermes gecontroleerd worden (zie „Onderhoud").
Alle andere reparaties altijd door een WOLF servicedienst
laten uitvoeren.