Heruntergeladen von
manualslib.de
Nederlands
De EHEIM-bodemdoorstromer doet een zwakke waterstroom van onder door
de bodem opstijgen. Daardoor vermeerderen zich daarin zuurstofbehoevende
bacteriën, die alle organische afvalproducten in biologisch onschadelijke
stoffen omzetten. De bodem kan niet meer dichtslibben. Hij blijft in een gunstig
biologische toestand, die weelderige plantengroei mogelijk maakt.
Het doorstroomsysteem is geschikt voor alle zoet- en zeewateraquaria, spe-
ciaal voor beplante bakken.
De bodemdoorstromer is niet voor sterk grondelende vissen (b.v. grote cich-
liden) geschikt. Bij toediening van medicamenten moet het apparaat eventueel
afgezet worden.
Montage
De basisuitvoering is voor bakken met een bodemoppervlak van max. 80 x
35 cm. Uitbouwsets met 6 bodemplaten zijn onder bestelnummer 3545000 bij
Uw vakhandelaar verkrijgbaar.
1 De bodem-elementen, waarvan het aantal afhankelijk is van de oppervlakte
van de bak, worden door elastische klemmen op de bodem met elkaar
verbonden. De bak moet reeds met water tot 1 – 2 cm hoogte gevuld zijn,
daar anders onder de platen luchtbellen ontstaan.
2 Voor het gezicht wordt het buis-aansluitstuk achter in een hoek geplaatst.
Door het asymmetrisch geplaatste aansluitstuk kan de buis direct in de
hoek (bij bakken zonder frame) of verder naar binnen (bij uitspringend
frame) opgesteld worden.
3 De buitenste openingen van de bodemplaten moeten met zijplaatjes ge-
dicht worden, zodat het water niet aan de zijkant ontwijken kan.
4 De bodemgrond van middelfijne kiezel (korrel 3 – 5 mm) wordt gelijkmatig
in een laag van 5 cm (max. 8 cm) aangebracht. Is voor de vissen fijn zand
of turf noodzakelijk dan laat men een deel van de bodem zonder platen.
Daar wordt de gewenste grond geplaatst.
5 Indien men oplopende terrassen wenst, dan moet men de bodemplaten op
elkaar stapelen.
6 De regelschijf is voor een dosering van het water voor bakken tot een
grondoppervlak van 0,3 m
moet een nieuw voorgestansd gat doorgestoken worden.
7 De telescoopbuis moet zover uitgetrokken worden, dat zijn bovenkant ca.
3 – 5 cm boven de waterspiegel ligt. Bij deze afstelling loopt ca. 14 liter
water per uur (gemiddeld) door een gat. Door veranderen van de hoogte kan
de hoeveelheid gereguleerd worden, waarbij men andere waarden met de
nodige voorzichtigheid moet toepassen.
De van de drukzijde van de filter komende slang wordt met de sproeierbuis
verbonden. Aan de andere kant van de sproeierbuis wordt met behulp van
slang een reduceerstuk (alleen bij filter type 2211 niet vereist) geplaatst en
daarna een kraan gemonteerd. De watertoevoer naar de binnenste buis van de
bodemdoorstromer kan men met de kraan naar behoefte regelen, waarbij men
het meeste water via de sproeierbuis in de bak laat lopen.
De kraan wordt zo afgesteld, dat de binnenbuis van de doorstromer tot de
bovenkant met water gevuld is en een minimale hoeveelheid overloopt.
Handbücher-Suchmachiene
2
(ca. 80 x 40 cm). Voor iedere verdere 0,3 m
2