HET APPARAAT INSTELLEN
Zorg ervoor dat iedereen die deze lader installeert of gebruikt de installatie- en bedieningsinstructies
en veiligheidsmaatregelen begrijpt en deze nauwgezet naleeft.
Volg de stappen beschreven in het hoofdstuk 'VEILIGHEIDSMAATREGELEN' van deze handleiding.
Wanneer u deze lader in de buurt van de batterij en de motor van het voertuig gebruikt, zet de lader
dan op een vlakke, stabiele ondergrond en zorg ervoor dat alle klemmen, ringen, snoeren, kleding en
lichaamsdelen uit de buurt van de bewegende delen van het voertuig blijven. Houd voldoende ruimte
rondom het apparaat vrij voor voldoende ventilatie.
Onjuiste aansluiting, kortsluiting in de batterij, locatie van de batterij en locatie van de batterijlader
kunnen een gevaarlijke situatie creëren. Zorg ervoor dat de passende voorbereidingen zijn getroffen
voordat u verder gaat.
BEDIENINGSINSTRUCTIES
BELANGRIJK: Haal de stroomkabel ALTIJD uit het stopcontact voordat u de lader op
(of van) de batterij aansluit (of loskoppelt).
BELANGRIJK: Dit energiesysteem mag ALLEEN worden gebruikt voor voertuigen met een
6 V DC of 12 V DC batterijsysteem. Sluit het NIET aan op een 24 V DC batterijsysteem.
BELANGRIJK: Verander nooit het netsnoer of de stekker. Als de stekker niet in de
contactdoos past, laat dan een goed stopcontact installeren door een gekwalificeerde
elektricien. Onjuiste aansluiting kan leiden tot een elektrische schok. Als het netsnoer
beschadigd is dan moet het, om mogelijke risico's te vermijden, worden vervangen
door de fabrikant of een door de fabrikant aangestelde of evenwaardig gekwalificeerde
onderhoudsdienst.
26