9. Proefdraaien
9.1. Voordat u gaat proefdraaien
s Controleer nadat u de binnen-en buitenapparaten, inclusief pijpen en bedra-
ding, volledig heeft geïnstalleerd het geheel op lekken van koelstof, losse
elektrische contacten in voeding of besturingsbedrading en polariteit en
controleer of er geen verbreking van een fase in de voeding is.
s Controleer met behulp van een megohmmeter van 500 volt of de weerstand
tussen de netspanningsaansluitpunten en de aarde minimaal 1,0 MΩ Ω Ω Ω Ω bedraagt.
s Voer deze test niet uit op de aansluitpunten van de besturingsbedrading
(laagspanningscircuit).
Waarschuwing:
U mag de airconditioner niet gebruiken als de isolatieweerstand minder dan
1,0 MΩ Ω Ω Ω Ω bedraagt.
Isolatieweerstand
Na de installatie of nadat de voeding van het apparaat langere tijd is uitgeschakeld,
daalt de isolatieweerstand tot onder 1 MΩ door de ophoping van koelstof in de
compressor. Dit is geen storing. Volg de onderstaande procedures.
1. Haal de bedrading van de compressor los en meet vervolgens de isolatieweerstand
van de compressor.
2. Als de isolatieweerstand lager is dan 1 MΩ, is de compressor defect of is de
weerstand gedaald door de ophoping van koelstof in de compressor.
3. Sluit de bedrading van de compressor weer aan en schakel de voeding in. De
compressor zal nu beginnen met warmdraaien. Meet de isolatieweerstand op-
nieuw nadat de voeding gedurende de hieronder aangegeven periode is inge-
schakeld.
• De isolatieweerstand daalt door de ophoping van koelstof in de compressor.
De weerstand stijgt tot boven 1 MΩ nadat de compressor twee tot drie uur
heeft warmgedraaid.
(De tijd die de compressor nodig heeft om warm te draaien varieert afhankelijk
van de atmosferische omstandigheden en de ophoping van koelstof.)
• Bij ophoping van koelstof in de compressor moet deze voor gebruik ten minste
12 uur warmdraaien om storingen te voorkomen.
4. Als de isolatieweerstand stijgt tot boven 1 MΩ, is de compressor niet defect.
Voorzichtig:
• De compressor werkt uitsluitend als de fase-aansluiting van de netspanning
correct is.
• Zet de netspanningschakelaar ruim 12 uur voordat u de airconditioner gaat
gebruiken aan.
- Als u het apparaat meteen nadat u de netschakelaar heeft omgedraaid aanzet,
kunnen de interne onderdelen ernstig beschadigd worden. Gedurende het seizoen
waarin u het apparaat gebruikt, moet u de netschakelaar altijd aan laten staan.
[Uitvoerpatroon A] Fouten gesignaleerd door het binnenapparaat
Draadloze afstandsbediening
Een pieptoon klinkt/het
OPERATION INDICATOR lampje
knippert (een aantal malen)
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
14
Geen geluid
78
Afstandsbedie-
ning met snoer
Controlecode
P1
Inlaatsensorfout
P2, P9
Pijp (vloeistof- of 2-fasen pijp) sensorfout
E6, E7
Communicatiefout binnen/buitenapparaat
Afvoersensorfout
P4
P5
Afvoerpompfout
Beveiliging tegen bevriezen/oververhitting
P6
Communicatiefout tussen het binnen- en het buitenapparaat
EE
Pijptemperatuurfout
P8
Signaalontvangstfout afstandsbediening
E4
–
–
–
–
Systeemfout binnenapparaatregeling (geheugenfout, enz.)
Fb
Abnormaal koelmiddelcircuit
PL
Geen betekenis
– –
9.2. Proefdraaien
9.2.1. Met de draadloze afstandsbediening
[Fig. 9-1] (P.9)
A Toets TEST RUN (Proefdraaien)
B Toets MODE (Modus)
C Toets FAN (Ventilator)
D Toets VANE (Jaloezie)
Lees de bedieningshandleiding voordat u gaat proefdraaien. (Met name de
veiligheidsinstructies)
1 De stroomvoorziening van het apparaat moet tenminste 12 uur voor het eerste
proefdraaien zijn ingeschakeld.
2 Druk tweemaal achtereen op de TEST RUN proefdraaitoets A.
(Verricht deze handelingen wanneer het scherm van de afstandsbediening is
gedoofd.)
De aanduiding
en de huidige bedieningsstand worden aangegeven.
TEST RUN
3 Druk op de MODE toets B om de COOL koelingsstand in te schakelen en con-
troleer dan of het apparaat daadwerkelijk koele lucht uitblaast.
4 Druk op de MODE toets B om de HEAT verwarmingsstand in te schakelen en
controleer dan of het apparaat daadwerkelijk warme lucht uitblaast.
5 Druk op de FAN toets C en controleer of de ventilatorsnelheid verandert.
6 Druk op de ON/OFF toets om het proefdraaien te stoppen.
Opmerking:
•
Richt de afstandsbediening op de ontvanger van het binnenapparaat voor
de volgende stappen 2 tot 6.
•
Het gebruik hiervan is niet mogelijk bij de FAN, DRY of AUTO functies.
Symptoom
Opmerking