8.
Montage
8.1
De boringen tot stand brengen.
Geldt niet voor hydraulische armatuur en uitvoering met batterijvoeding:
8.2
De geperforeerde doorslag voor de invoer van de kabel verwijderen.
8.3
De wanduitsparing maken. De diepte van de wanduitsparing moet 95 mm (voor het
betegelen) zijn.
8.4
De inbouwdoos in de wanduitsparing aanbrengen.
8.5
De boringen aftekenen.
8.6
De bevestigingsgaten boren en pluggen aanbrengen.
8.7
De inbouwdoos waterpas in de daarvoor bestemde wanduitsparing schroeven.
Geldt niet voor hydraulische armatuur en uitvoering met batterijvoeding:
8.8
De kabels inbrengen in de inbouwdoos. De kabels ca. 50 cm uit de inbouwdoos
laten hangen.
8.9
De wateraansluitingen tot stand brengen. Op het functieblok met een steeksleutel
tegenkracht uitoefenen.
8.10 De waterhoeveelheidregulering met een schroevendraaier klingbreedte 8 mm
openen.
Attentie!
De borgring niet verwijderen.
☞
De waterhoeveelheidregulering is geopend, als de regelschroef tegen de borgring
aankomt.
8.11 Buisleidingen volgens DIN 1988 spoelen.
☞
De aardleidingkabels zodanig in de inbouwdoos plaatsen dat zij niet worden
ingeklemd of beschadigd.
8.12 Ruwbouwbescherming aanbrengen. Met de meegeleverde schroeven (a) de positie
van de ruwbouwbescherming fixeren.
☞
Belangrijk!
Opbouw afmeting x
min.
6 mm
max. 55 mm
☞
Belangrijk!
Afmeting spleet y tussen tegel en ruwbouwbescherming
min. 1 mm
max. 3 mm
17