Voor de horizontale en verticale nivellering moet de transportbeveiliging
gedeactiveerd zijn. Zodra het apparaat zich buiten het automatische
!
nivelleerbereik van 3,5° bevindt, knipperen de laserlijnen. Positioneer
het apparaat zodanig dat het zich binnen het nivelleer-bereik bevindt.
De laserlijnen branden weer constant.
3
Neigingsmodus
Deactiveer de transportbeveiliging niet en zet de schuifschakelaar (2) naar
links. Selecteer de laser met de keuzetoets (6). Nu kunnen schuine vlakken
en neigingen worden aangelegd. In deze modus worden de laserlijnen niet
meer automatisch uitgelijnd.
LASER
4
Handontvangermodus
Optioneel: Werken met de laserontvanger GRX
Gebruik een laserontvanger GRX (optioneel) voor het nivelleren op grote
afstanden of in geval van niet meer zichtbare laserlijnen. Schakel de lijnlaser
voor werkzaamheden met de laserontvanger in de handontvangermodus door
de toets 7 in te drukken. Nu pulseren de laserlijnen met een hoge frequentie
en de laserlijnen worden donkerder. De laserontvanger kan de laserlijnen dankzij
het pulseren registreren.
!
Neem de gebruiksaanwijzing van de laserontvanger voor lijnlasers
in acht.
22
NL
LASER
LASER
LASER
LASER