N L
G r a s o p v a n g b a k le g e n
1.
Til de beschermklep op ( a 3).
2.
Verwijder de grasopvangbak en haal deze er naar
achteren toe uit.
3.
Leeg de grasopvangbak.
4.
Til de beschermklep op en hang de grasopvangbak
w eer in de houder.
N e ta a n s lu itin g t o t s ta n d b re n g e n
1.
Steek de netstekker van het snoer van het apparaat
in de schakelaar-stekkercombinatie
2.
Borg de kabel met de kabelhouder
De lus van het netsnoer m oet zo lang zijn dat de
kabelhouder van de ene naar de andere kant kan
glijden.
M o to r in s c h a k e le n
Start de grasm aaier alleen op een vlakke ondergrond, niet
in hoog gras. De ondergrond moet vrij zijn van vreemde
voorwerpen zoals bijv. stenen. Til de grasm aaier bij het
starten niet op.
1.
Houd de startknop van de schakelaar-stekkercom-
binatie ingedrukt (C l 8a, 8b).
2.
Trek de veiligheidsbeugel/-greep tegen de duw-
boom en houd deze vast ( O 8a, 8b).
3.
Laat de startknop los.
M o to r u its c h a k e le n
1.
Laat de veiligheidsbeugel/-greep los.
2.
W acht tot het mes stilstaat.
W ie la a n d r ijv in g (o p tie ) ( o 9)
/ j \ Let op!
Aandrijving enkel bij draaiende motor schakelen.
W iela a n d rijvin g inschakelen.
1.
Aandrijfbeugel tegen de duwbeugel duwen en
(Cl
vasthouden
9) - aandrijfbeugel klikt niet vast.
- Wielaandrijving wordt ingeschakeld.
26
W iela a n d rijvin g uitschakelen
1.
W erkinstructies
■
(Cl
6).
■
(Cl
7).
■
■
■
■
■
■
Tips voor het maaien
■
■
■
■
■
■
(Cl
Aandrijfbeugel loslaten
- Wielaandrijving wordt uitgeschakeld.
Neem de plaatselijke bepalingen voor het gebruik
van grasmaaiers in acht.
Controleer het te maaien terrein geheel en nauw-
keurig, verwijder alle vreem de voorwerpen.
Maai alleen als er zich geen andere persoon in het
werkbereik bevindt.
Maai alleen bij goed zicht.
Beweeg het apparaat alleen stapvoets voort.
Maai alleen als het mes scherp is.
Maai niet over hindernissen heen
(bijv. takken, boomwortels).
Maai bij hellingen altijd dwars ten opzichte van de
helling.
Gebruik de grasm aaier niet hellingopwaarts of -af-
waarts of op hellingen van m eer dan 20°.
W ees extra voorzichtig als u op hellingen van werk-
richting verandert.
Begin zo dicht mogelijk bij het stopcontact met
maaien.
Leg het verlengsnoer altijd op het reeds gemaaide
oppervlak.
De snijhoogte moet gelijkblijven 3 -5 cm, maai niet
m eer dan de helft van de grashoogte af.
Zorg dat de grasm aaier niet overbelast raakt! Als
het toerental door lang, zw aar gras aanzienlijk lager
wordt, dient u de snijhoogte te verhogen en meer-
maals te maaien.
Maai 's ochtends of laat in de middag, om te zorgen
dat het pas gemaaide gazon niet uitdroogt.
Maai tijdens sterke groeifases twee keer in de
week, in droge periodes aanzienlijk minder vaak.
Vertaling van de orig in ele ge bru ikershan dleidin g
E lektrische grasm aa ie r
9).