Stalling
Stal de maaimachine op een koele, schone, droge
plaats.
Algemene informatie
1.
Voer de aanbevolen jaarlijkse onderhoudspro-
cedures uit; zie
Onderhoud (bladz.
2.
Ruimte onder de maaibehuizing reinigen; zie
onderkant van de machine reinigen (bladz.
3.
Verwijder haksel, vuil en roet van de buitenste
motoronderdelen, de uitlaatring en de bovenkant
van de machine.
4.
Controleer de conditie van de maaimessen;
raadpleeg
De maaimessen controleren (bladz.
25).
5.
Geef het luchtfilter een onderhoudsbeurt; zie
Onderhoud van het luchtfilter (bladz.
6.
Draai alle moeren, bouten en schroeven goed
aan.
7.
Werk alle geroeste of afgebladderde
verfoppervlakken bij met lak die verkrijgbaar is
bij een erkende servicedealer.
8.
Alleen modellen met elektrisch startsysteem:
Laad de accu voor het eerste gebruik gedurende
24 uur op, haal vervolgens de acculader uit
het stopcontact en stal de machine in een
onverwarmde ruimte. Als u de machine stalt in
een verwarmde ruimte, moet u de accu om de
90 dagen opladen.
9.
Klap de handgreep in om de machine te stallen;
zie
Hoogte van handgreep instellen (bladz.
Het brandstofsysteem
gebruiksklaar maken
WAARSCHUWING
Brandstof kan bij langdurige opslag
verdampen en de dampen kunnen ontploffen
als zij in contact komen met een open vuur.
• Bewaar brandstof niet voor langere tijd.
• Stal de maaimachine niet met brandstof
in de brandstoftank of de carburateur in
een afgesloten ruimte waar open vuur is.
(Bijvoorbeeld een verwarmingsketel of de
waakvlam van een heetwatertoestel.)
• Laat de motor afkoelen voordat u de
maaimachine in een afgesloten ruimte
stalt.
Als u de tank voor de laatste keer van het jaar vult,
moet u een stabilizer toevoegen aan de benzine
volgens de voorschriften van de fabrikant. Maak de
brandstoftank leeg nadat u de machine voor de laatste
keer hebt gebruikt voordat deze de stalling ingaat.
1.
Laat de motor lopen totdat hij afslaat door
gebrek aan brandstof.
2.
Start de motor opnieuw en laat hem lopen totdat
hij afslaat. Als de motor niet meer wil starten, is
19).
de brandstof voldoende verbruikt.
De
18).
De motor gebruiksklaar
maken
1.
Terwijl de motor nog warm is, ververst u de
motorolie; raadpleeg
20).
2.
Trek de kabel los van de bougie en verwijder het
20).
contactsleuteltje (alleen modellen met elektrisch
startsysteem).
3.
Verwijder de bougie.
4.
Giet met een oliekan ongeveer 30 ml motorolie
in de motor via de bougieopening.
5.
Trek langzaam enkele keren aan het startkoord
om de olie over de cilinder te verdelen.
6.
Monteer de bougie, maar sluit de bougiekabel
niet aan op de bougie. Bevestig de kabel zodat
deze de bougie niet raakt.
De maaimachine uit de
stalling halen
11).
1.
Vouw de handgreep uit; zie
handgreep instellen (bladz.
2.
Controleer alle bevestigingen en draai deze
vast.
3.
Verwijder de bougie en draai de motor snel rond
met behulp van het startkoord om overtollige
olie uit de cilinder te verwijderen.
4.
Controleer de bougie en vervang deze indien
hij vuil, versleten of gebarsten is; zie de
gebruikershandleiding van de motor.
5.
Plaats de bougie en draai die vast met de
aanbevolen 20 N·m.
6.
Voer de vereiste onderhoudsprocedures uit; zie
Onderhoud (bladz.
7.
Controleer het oliepeil in de motor; zie
motoroliepeil controleren (bladz.
8.
Vul de brandstoftank met verse brandstof; zie
Brandstoftank vullen (bladz.
28
Motorolie verversen (bladz.
Hoogte van
11).
19).
Het
11).
10).