Ingebruikname
Luchtregeling
Luchtregeling aan de zuigkant via
een luchtklep.
Die wordt door de servomotor Y10
aangedreven.
De stand van de luchtklep wordt
bepaald door de instelling van de
nokken I - IV.
1
Regelindex van de nokken
2
Vier regelbare nokken
3
Afstelsleutel van de nokken
4
Schijf met graadaanduiding ; duidt
de positie aan van de luchtklep
5
Knop voor ontkoppeling van de
luchtklep van de servomotor
6
Aansluitklemmenstrook
A
Gebied met graadaanduiding
(0° tot 90°) geeft de positie van
de servomotor
B
Koppeling tussen de luchtklep en
de servomotor
C
Positie-index van de luchtklep
Regeling van de afstelling van de
verbrandingslucht
De positie van de luchtklep kan worden
afgelezen op het gebied A met
graadaanduiding.
Wanneer de brander wordt gemonteerd
in omgekeerde positie, kan de positie
van de luchtklep worden afgelezen op
het gebied 4 met schaalaanduiding.
Functie van de nokken
Nokken
Functie
I
Vollast
II
Onderbreking van de lucht
III
Ontstekingslast
IV
Niet instelbaar, afhankelijk van
de V-nok
V
Minimale regelbelasting.
Verloop van de werking
A-B
Preventilatie
B-C
Regeling van het vermogen
C-D
Regelstop
05/2004 - Art. Nr. 13 014 502A
Afstelling
· Voer vooraf een manuele afstelling
uit van de nokken of met de
bijgeleverde sleutel, in functie van
het gewenste brandervermogen en
de waarden vermeld op de
regeltabel.
· Indien er geen verschil van afstelling
nodig is tussen de ontstekingslading
en de gedeeltelijke belasting, stel
nok V en nok III dan in op dezelfde
waarde (rechts van de afbeelding).
Indien de gedeeltelijke belasting
hoger moet worden ingesteld dan de
ontstekingslading, stel dan nok V op
een hogere waarde in dan nok III.
Na een eerste verhoogde afstelling
van de brander, neemt nok V de
limietfunctie van de gedeeltelijke
belasting over (links van de
afbeelding).
NL
37