doek. Gebruik geen oplosmiddelen. Reinig de
zichtbare delen van het frame (o.a. onderstel
en zijkanten) en de band regelmatig met een
stofzuiger. Klapt u de looptrainer op om de
onderkant schoon te maken.
Houdt u ook de omgeving van
OPGELET!
de loopmat schoon. Bij gebruik vergaart de
loopmat bijvoorbeeld stof, wat problemen
kan veroorzaken bij het functioneren van de
apparatuur.
HET CENTREREN VAN DE LOOPMAT
Controleer tijdens het gebruik of de loopmat
goed blijft lopen. Indien de band afstelling
behoeft, wacht hier dan niet mee tot na de
training maar voer dit onmiddellijk uit. De band
dient altijd over het midden van de trainer te
lopen. Centreren zal over het algemeen niet
nodig zijn wanneer:
•
de looptrainer op een vlakke ondergrond staat
en de loopmat goed gespannen is;
•
de loopmat correct is gecentreerd.
Het kan echter zijn dat als gevolg van een
bijzondere loopstijl de loopmat enigszins uit het
midden raakt. Het centreren van de loopmat:
Controleer eerst of de looptrainer horizontaal /
1.
waterpas staat. Laat de loopmat vrij draaien met
een snelheid van 5 km/u.
Indien de band naar links trekt, draai dan de
2.
linker inbusbout achter op de trainer 1/4 slag
in de richting van de klok mee en de rechter
inbusbout 1/4 slag tegen de klok in. Het afstellen
dient met de nodige voorzichtigheid te gebeuren
daar een achtste slag al aanzienlijke gevolgen
heeft voor de loop van de loopmat. Draai de
inbusbouten dus met maximaal 1/4 slag in
de richting van de klok of tegen de klok in.
Controleer elke keer het gevolg hiervan. Laat de
mat enkele minuten draaien, voor weer verder
te gaan met afstellen. Indien de mat naar rechts
trekt, draai dan de rechter inbusbout achter op de
trainer 1/4 slag in de richting van de klok en de
linker inbusbout 1/4 slag tegen de klok in.
De loopmat is correct afgesteld wanneer deze
3.
in het midden blijft lopen. Wanneer de mat
nog steeds naar links of naar rechts trekt dient
u het afstellen te herhalen, stapje voor stapje,
totdat de loopmat recht loopt. Indien de mat
gedurende langere tijd aanloopt kan deze ernstig
H A N D L E I D I N G
beschadigen. De garantie op de trainer dekt geen
storingen of beschadigingen die ontstaan zijn
door het niet centreren van de mat.
HET SPANNEN VAN DE LOOPMAT
Indien de mat gaat slippen dient u deze wat
strakker te stellen. Het is niet goed om de
loopmat te strak te zetten; houd de spanning zo
laag mogelijk. Het bijstellen van de spanning
doet u met dezelfde inbusbouten die ook voor het
centreren worden gebruikt.
Laat de band vrij lopen met een snelheid van
1.
ongeveer 5 km/h.
Draai de beide inbusbouten achter op de trainer
2.
1/4 slag in de richting van de klok.
Controleer of de spanning correct is door op de
3.
looptrainer te gaan lopen en deze af te remmen
(alsof u bergaf loopt).
Indien de band bij licht afremmen nog steeds
slipt, draai dan de inbusbouten nogmaals 1/4
slag aan en herhaal de controle. Bij krachtig
afremmen mag de loopmat slippen. Als de mat,
ondanks het afstellen, blijft doorslippen, neem
dan contact op met uw Tunturi dealer.
GEBRUIKSSTORINGEN
Ondanks voortdurende
BELANGRIJK!
kwaliteitscontroles, kunnen er defecten of
storingen optreden die het gevolg zijn van het
niet goed functioneren van onderdelen die in de
looptrainer zijn gebruikt. In de meeste gevallen is
het onnodig om het gehele apparaat ter reparatie
aan te bieden, aangezien de storing meestal
kan worden opgelost door het vervangen van
het defecte onderdeel. Mochten er storingen
optreden bij het gebruik van de trainer, neem
dan onmiddellijk contact op met uw Tunturi
dealer. Vermeldt daarbij altijd het model en
het serienummer van uw Tunturi trainer, de
eventuele storingscode en door wie de trainer is
geïnstalleerd.
Indien u merkt dat er iets niet in orde is met de
looptrainer, schakelt u direct de looptrainer uit
door de aan- en uitknop in te drukken. Wacht
vervolgens één minuut en schakel de looptrainer
weer aan. Op deze manier moeten incidentele
fouten hersteld zijn en kan de looptrainer
opnieuw worden gebruikt. Indien de looptrainer
na het aan- en uitschakelen door de aan- en
NL
•
J 3 . 5 F
51