AUTO-LEARNING PROCEDURE VOOR NIEUWE AFSTANDSBEDIENINGEN
Indien een afstandsbediening verloren is of slecht begint te functioneren, is het op een
eenvoudige manier mogelijk om deze te vervangen. Deze procedure is alleen mogelijk met
gebruik van de, aan u geleverde, PIN-CODE. Ga hierbij als volgt te werk;
1. Schakel het alarm-systeem uit.
2. Leg alle afstandsbedieningen klaar welke u wilt gaan gebruiken voor dit voertuig
3. Zet het contact aan, druk op beide knopjes van de afstandsbediening tot de LED op de
afstandsbediening dooft.
4. Laat de knopjes los en controleer of de LED van de afstandsbediening continu blijft
oplichten. Herhaal stap 3 en 4 voor alle afstandsbedieningen en zet hierna het contact
uit.
5. Zet het contact aan en weer uit en doe dit 3x binnen 5 seconden.
6. De LED zal 3 seconden gaan oplichten ten teken dat u de PIN-CODE kunt invoeren.
7. Zet het contact aan, nadat de LED uit is, en laat de LED vervolgend net zo vaak knipperen
als de waarde van het eerste cijfer van de PIN-CODE (volgens het voorbeeld; 2 is het
eerste cijfer = 2 keer oplichten), zet hierna het contact direct uit. Herhaal deze procedure
voor de overige cijfers. Indien u denkt een fout te hebben gemaakt, laat u het contact
ongeveer 10 seconden uit staan, waarna u weer vanaf stap 5 begint.
8. Zet nu, indien er géén noodsleutels op het systeem zijn geprogrammeerd, het contact
aan, de LED op het dashboard gaat nu onafgebroken oplichten ten teken dat de juiste
PIN-CODE is ingevoerd. Zet, indien er wél noodsleutels op het systeem zijn
geprogrammeerd, het contact aan en druk daarna één van de noodsleutels tegen de
ontvanger, de LED zal nu gaan oplichten ten teken dat én de juiste PIN-CODE is ingegeven
én dat hij de geprogrammeerde noodsleutel heeft herkend.
9. Druk op 1 van de 2 knoppen van de afstandsbediening, controleer of de LED van de
afstandsbediening knippert en of de LED op het dashboard ongeveer 1 seconde lang uit
gaat.
10. Herhaal stap 9 voor alle afstandsbedieningen welke je op dit voertuig wilt programmeren
11. De programmeerprocedure kan op elk gewenst moment worden onderbroken door het
contact uit te schakelen.
Raadpleeg pagina 24, waar als voorbeeld de bovenstaande procedure schematisch
wordt weergegeven. Het voorbeeld gebruikt de (PIN) 2341.
Opmerking: Zodra er een nieuwe afstandsbediening aan het systeem is toegevoegd
zullen alle oude, voorheen geprogrammeerde afstandsbedieningen, uit
het geheugen worden gewist. Indien u deze toch wilt blijven gebruiken,
behoren deze te worden hergeprogrammeerd. Er kunnen maximaal steeds
4 afstandsbedieningen per voertuig geprogrammeerd worden.
10
06DE1624A.p65
10-11
HANDLEIDING VOOR DE INSTALLATIE
BRIDGE
AUTO-LEARNING PROCEDURE VOOR NOODSLEUTELS
De noodsleutels kunnen tevens het alarmsysteem in- en uitschakelen, net als de
afstandsbedieningen. Ze verhogen de beveiligingsgraad gedurende het programmeren. Het
gebruik van de noodsleutels vereenvoudigd de nood- en programmeerprocedure. Sluit, om
de noodsleutels toe te voegen, het noodpaneel aan zoals aangeven in het aansluitschema
en ga daarna als volgt te werk:
1. Schakel het alarm-systeem uit.
2. Leg alle noodsleutels klaar welke u wilt programmeren (maximaal 4), zowel de nieuwe
als ook de reeds bestaande, want ook deze behoren opnieuw te worden geprogrammeerd.
3. Zet het contact aan en weer uit en doe dit 3x binnen 5 seconden.
4. De LED zal gedurende 3 seconden gaan oplichten ten teken dat de PIN-CODE kan
worden ingevoerd (zie volgende bladzijde).
5. Zet het contact aan, nadat de LED uit is, en laat de LED vervolgens net zo vaak knipperen
als de waarde van het eerste cijfer van de PIN-CODE (volgens het voorbeeld; 2 is het
eerste cijfer = 2 keer oplichten), zet hierna het contact direct uit. Herhaal deze procedure
voor de overige cijfers. Indien u denkt een fout te hebben gemaakt, laat u het contact dan
ongeveer 10 seconden uit staan, waarna u weer vanaf stap 5 begint.
6. Zet nu, indien er géén noodsleutels op het systeem zijn geprogrammeerd, het contact
aan, de LED op het dashboard gaat nu onafgebroken oplichten ten teken dat de juiste
PIN-CODE is ingevoerd. Zet, indien er wél noodsleutels op het systeem zijn
geprogrammeerd, het contact aan en druk daarna één van de reeds voorheen
geprogrammeerde noodsleutels tegen de ontvanger, de LED zal nu gaan oplichten ten
teken dat én de juiste PIN-CODE is ingegeven én dat hij de geprogrammeerde noodsleutel
heeft herkend.
7. Druk de eerste noodsleutel ongeveer 1 seconde tegen de ontvanger: de LED zal uitgaan
en vervolgens weer aan gaan om aan te geven dat de programmering is geaccepteerd.
8. Herhaal stap 7 voor alle noodsleutels welke je wilt gaan gebruiken, dus ook de reeds
eerder gebruikte.
9. De programmeerprocedure kan op elk gewenst moment worden onderbroken door het
contact uit te schakelen.
Raadpleeg pagina 24, waar als voorbeeld de bovenstaande procedure schematisch
wordt weergegeven. Het voorbeeld gebruikt de (PIN) 2341.
N.B: Wanneer een nieuwe elektronische noodsleutel geprogrammeerd wordt, zet het
systeem de vorige sleutels automatisch buiten spel. Wilt u deze laten functioneren,
dan dient u ze opnieuw op het systeem te programmeren. Het systeem kan te
hoogste met 4 sleutels werken.
Wanneer het systeem al is uitgerust met elektronische noodsleutels, dan is de
toegang tot de programmering en autolearning procedures ondergeschikt aan
de sleutel en PIN identificatie.
HANDLEIDING VOOR DE INSTALLATIE
BRIDGE
24-01-2001, 12:20
11