le rode diagonale gordeldoorgang (C) onder
de hoofdsteun doorlopen (Fig. 44).
3. Laat het kind met zorg plaatsnemen en
verzeker u ervan dat zijn rug goed tegen de
rugleuning van de autostoel steunt.
4. Maak de autogordel zodanig aan zijn gesp
vast, dat zowel de buikgordel als het diago-
nale gedeelte ervan door de buikgordel-
doorgangen L lopen. Doe de buikgordel
door de gordelregelaar lopen (Fig. 45).
5. Controleer tijdens de regeling van de hoogte
van de hoofdsteun of de geleider van de di-
agonale gordel (C) zich boven de schouder
bevindt met een maximumafstand van 2 cm
(Fig. 46).
6. Trek het diagonale gedeelte van de auto-
gordel in de richting van het oprolsysteem,
zodat de hele gordel gespannen wordt en
goed op de borstkas en de benen van het
kind aansluit (Fig. 47).
7. Controleer of de autostoel correct beves-
tigd is.
WAARSCHUWING!
• Controleer altijd of de gordel gelijkmatig over
alle punten is verdeeld en niet verdraaid zit.
• Controleer dat de diagonale gordel goed te-
gen de schouder van het kind rust en geen
druk uitoefent op de nek; regel zo nodig de
hoofdsteun.
• Controleer of het oprolsysteem van de auto-
gordel ten opzichte van de rugleuning van
de autozetel naar achteren staat (Fig. 48).
Om het kind uit de autostoel van Groep 2 en
3 te nemen:
1. Maak de autogordel uit de gesp los.
2. Haal de autogordel van het lichaam van het kind.
3. Haal het kind met zorg uit de autostoel.
WAARSCHUWING! Als u niet van plan bent
de autostoel uit de auto te nemen, zorgt u er-
voor dat de autogordels weer in de speciale
gesp worden vastgemaakt, zodat ze de auto-
stoel ook zonder kind aan de auto bevestigd
houden; het kan anders bij hard remmen of
een ongeval gevaarlijk zijn.
10. DE GORDELS WEER AFSTELLEN VOOR
GEBRUIK IN GROEP 1 (9-18 KG)
Voer de aanwijzingen in hoofdstuk 7 in omge-
keerde volgorde uit.
11. DE HOOGTE VAN DE HOOFDSTEUN
INSTELLEN
De hoofdsteun kan afgesteld worden om de
autostoel beter aan te passen aan de grootte
van het kind. Bij een optimale afstelling:
- is het hoofd altijd goed gesteund en be-
schermd (Gr. 1/2/3).
- bevinden de veiligheidsgordels van de auto-
stoel zich altijd op de goede hoogte, dat wil
zeggen, die van de schouders (Gr. 1).
- bevindt de diagonale autogordel zich dank-
zij de gordeldoorgangen in de hoofdsteun C
altijd op de juiste hoogte (Gr. 2-3).
Met de speciale verstelhendel van hoofdsteun
en gordels (A) op de rugleuning kunt u de
hoogte van de hoofdsteun van de autostoel
regelen (Fig. 28) tot de gewenste hoogte
wordt bereikt.
12. SCHUINE STAND
WAARSCHUWING! In Gr 1 kan het autostoel-
tje op 3 verschillende posities in schuine stand
worden afgesteld (Fig 49).
In Gr 2 kan het autostoeltje ENKEL op positive
1 en 2 in schuine stand worden gezet (Fig 50A)
In Gr 3 kan het autostoeltje niet in schuine
stand worden gezet (Fig 50B).
Gebruik de greep voor het kantelen (K) om de
autostoel schuin te zetten en kies de gewens-
te stand naargelang de gebruikersgroep. Het
is aan te raden om de autostoel te kantelen
alvorens het kind erin te plaatsen.
LET OP: Controleer na het afstellen of de gor-
dels goed gespannen zijn.
13. REINIGEN EN ONDERHOUD
DE HOES REINIGEN
De hoes van de autostoel is volledig verwij-
derbaar en kan met de hand of op 30°C in de
wasmachine worden gewassen. Volg bij het
wassen de instructies op het etiket van de
bekleding, waar de volgende wassymbolen
op staan:
Op 30°C in de wasmachine wassen
Niet bleken
Niet in de droger drogen
Niet strijken
Niet chemisch laten reinigen
80