W 125
2. Wanneer onvoldoende verf wordt aangevoerd kan stap voor stap 5 - 10 %
verdunning worden toegevoegd tot de verfaanvoer voldoet aan de wensen.
6. Inbedrijfstelling
Voor aansluiting op het stroomnet erop letten, dat de netspanning overeenkomt met de
gegevens op het machineplaatje.
•
Container van het spuitpistool losschroeven.
•
Aanzuigstok uitrichten (afb. 2)
Bij een juiste stand van de aanzuigstok kan de inhoud van het reservoir nagenoeg
zonder restant worden verspoten.
Bij spuitwerkzaamheden op liggende voorwerpen: aanzuigstok naar voren draaien. (Afb. 2 A)
Bij spuitwerkzaamheden boven het hoofd: aanzuigstok naar achteren draaien.
(Afb. 2 B)
•
Container op papieren onderlegger zetten en het voorbereide coatingmateriaal ingieten
- container vast aan het spuitpistool schroeven.
7. Instelling van de gewenste spuitstraalvorm
WAARSCHUWING! Gevaar voor verwonding! Nooit tijdens het instellen van
de luchtkap aan de handbeugel trekken.
De luchtkap (afb. 3, 2) in de gewenste spuitbeeldpositie draaien (pijl).
Afb. 4 A = verticale vlakke straal
Afb. 4 B = horizontale vlakke straal voor het verticaal opbrengen van verf
Afb. 4 C = ronde straal
8. Instelling van de hoeveelheid materiaal (afb. 5)
Stel de materiaalhoeveelheid in door de dopmoer van 1-8 te draaien.
9. Spuittechniek
•
Het spuitbeeld wordt grotendeels bepaald door de gladheid en reinheid van het
oppervlak voor het spuiten. Daarom het oppervlak zorgvuldig voorbehandelen en
stofvrij houden.
•
Niet op te spuiten oppervlakken afdekken.
•
Het is aan te raden om op karton of vergelijkbare ondergrond een spuitproef door te
voeren, om de juiste instelling van het spuitpistool te bepalen.
Belangrijk: Buiten het spuitvlak beginnen en onderbrekingen binnen het spuitvlak
vermijden.
voor het horizontaal opbrengen van verf
voor hoeken en randen en voor moeilijk
bereikbare oppervlakken
NL
37