3.10. Alle draadloze bedieningen wissen en de feedbackled opnieuw als bevestigingsled instellen
STAP 1: schakel de verlichting uit.
STAP 2: druk lang (> 1,6 s.) op de programmeerknop (6) van de slimme dimmer.
De programmeerled (1) begint snel te knipperen
STAP3: druk nogmaals lang (> 1,6 s.) op de programmeerknop (6).
Het geheugen van de slimme dimmer wordt volledig gewist.
De programmeerled (1) licht 4 s.op ter bevestiging
STAP 4: verlaat de programmeermode door de programmeerknop (8) van de slimme dimmer kort (< 1,6 s.)
in te drukken.
De programmeerled (1) stopt met knipperen
4. PROBLEEMOPLOSSING
4.1. Problemen met zenden en ontvangen
Probleem
Oorzaak
De dimmer reageert niet op de
De slimme dimmer bevindt zich
aangeleerde bedieningen.
buiten het bereik van de aangeleerde
bedieningen.
Een verandering in de omgeving heeft
zich voorgedaan (metalen schakelkast,
wanden, verplaatste meubels ...) of
er is een stoorzender ingeschakeld.
De dimmer schakelt aan en uit
Er werd per ongeluk een Easywave-
zonder dat er op een bediening
zender aangeleerd terwijl de dimmer
gedrukt is.
in programmeermodus stond.
4.2. Problemen met de dimfunctie
De werking van de dimmer kan verstoord worden door signalen die over het net verstuurd worden. Dit is geen defect.
Probleem
Oorzaak
De feedbackled (2) knippert
De netspanning is niet aangesloten. Sluit het toestel aan op de netspanning.
niet rood nadat de spanning
De draad is defect.
aangezet werd (let op: dit duurt
Er is geen lamp geplaatst of de lamp
slechts 5 sec.).
is defect.
De dimmer werkt niet. De
Het minimale dimniveau is te laag
feedbackled (2) knippert
ingesteld.
rood na het aanzetten van de
spanning.
Het dimprofiel is verkeerd.
nv Niko sa Industriepark West 40, BE-9100 Sint-Niklaas, Belgium — tel. +32 3 778 90 00 — fax +32 3 777 71 20 — e-mail: support@niko.eu — www.niko.eu
PM410-004X0R20363
De dimmer schakelt zichzelf
uit. De feedbackled (2) op de
dimmer knippert rood.
De lamp flikkert.
Actie
Controleer de draadloze signaalsterkte
in de omgeving met een diagnosetoestel
(05-370). Als het bereik ontoereikend
is, gebruik je een draadloze repeater
volgens het Easywave protocol (410-
00535) om het bereik te verhogen.
Wis alle draadloze bedieningen zie
§3.10 en leer ze een voor een terug
De lamp kan niet uitgeschakeld
aan.
worden.
Actie
De lamp flikkert wanneer de
maximumintensiteit bereikt
Vervang de draad.
wordt en dimprofiel LED 4,
Plaats of vervang de lamp.
LED 5 of LED 7 is ingesteld.
De lamp zoemt/maakt hoorbaar
Verhoog het minimumdimniveau of
geluid.
gebruik een profiel met boostfunctie
(LED 3, LED 7 of LED 8).
Kies een ander profiel en pas het
minimumdimniveau aan.
Wanneer ik de knop MIN DIM
LEVEL gebruik, krijg ik de lamp
niet aan.
5. TECHNISCHE GEGEVENS
Inbouwdiepte
Afmetingen
Gewicht
Frequentie
Max. # draadloze extensieknoppen
Beschermingsgraad
Maximaal radiofrequent vermogen
Voedingsspanning
Eigen verbruik
Max. omgevingstemperatuur (Ta)
Min. belasting
Max. belasting
Beveiliging
Max. draaddiameter per aansluitklem
De beveiliging tegen thermische
Controleer of de lamp dimbaar is. Dit
overbelasting (te hoge temperatuur)
wordt op de verpakking aangegeven
of kortsluiting is in werking getreden.
met het volgende symbool:
Controleer of de belasting niet te
hoog is. Hou hierbij rekening met
het blinde vermogen van gewikkelde
transformatoren.
Controleer de temperatuur in de
inbouwdoos (max. 35 °C).
Controleer of er gemengde belastingen
gebruikt zijn.
Het dimprofiel is verkeerd.
Voor ledlampen: Test alle lampprofielen
één voor één en kies het profiel dat
het beste werkt. Dimbare ledlampen
die een boostfunctie nodig hebben (die
bij minimale dimming niet opstarten)
kan je sturen met lampprofielen
LED 3, LED 7, of LED 8.
Voor gloeilampen kies je lampprofiel
LED 1.
Voor halogeenlampen met gewikkelde
transformator kies je lampprofiel LED 2.
Voor ledlampen die gevoed worden met
een gewikkelde transformator kies je
lampprofiel LED 3.
Voor
elektronische transformator kies je
lampprofiel LED 5.
De lamp is niet dimbaar.
Controleer of de lamp dimbaar is. Dit
wordt op de verpakking aangegeven
met het volgende symbool:
De 2-draadsdimmer krijgt niet
Plaats
voldoende stroom vanuit de lamp.
(09-016- 10 of 310-0500x) over de
lamp, tussen de schakeldraad en de
nulleider.
Het minimale dimniveau is te laag
Verhoog het minimumdimniveau of
ingesteld.
gebruik een profiel met boostfunctie
(LED 3, LED 7 of LED 8).
Het dimprofiel is verkeerd.
Kies een ander profiel en pas het
minimumdimniveau aan.
Er treedt CAB-storing op.
Raadpleeg de FAQ over dimmen op
www.niko.eu/faq.
De lamp is niet geschikt.
Vervang de lamp als ze flikkert tijdens
het op- of neerdimmen.
De dimmer is defect.
Vervang de dimmer.
Er ontstaan lekstromen omwille van
Plaats een andere lamp met een
bepaalde dimbare ledlampen of
hogere minimale elektrische belasting.
dimbare spaarlampen met een lage
Of plaats een ledcompensator
elektrische belasting. Lekstromen
(09-016-10 of 310-0500x) over de
kunnen eveneens ontstaan door
lamp, tussen de schakeldraad en de
capacitieve effecten van lange
nulleider.
bekabeling.
Verkeerd profiel.
Kies een profiel met fase-aansnijding.
De lamp is niet geschikt voor fase-
Kies dimprofiel LED 4, LED 5 of LED 7
aansnijding.
(opmerking: mogelijk kan de lamp bij
maximumlichtintensiteit beginnen te
flikkeren omdat de lamp zeer capacitief
is). We raden in dit geval aan een
andere lamp te nemen.
Het minimumdimniveau ligt onder het
Kies een dimprofiel met boostfunctie:
aanschakelniveau van de lamp.
LED 3, LED 7 of LED 8.
29,5 mm
70 x 70 x 42 mm (HxBxD)
100 g
868,3 Mhz
32
IP20 (zonder centraalplaat en afdekplaat)
5 dBm
230 Vac ± 10 %, 50 Hz
<250 mW
zie onderstaande vermogensgrafiek *
3W / 20W (afhankelijk van het type belasting - zie
§2.3)
200 W (afhankelijk van de omgevingstemperatuur -
zie onderstaande vermogensgrafiek)
beveiligd tegen thermische overbelasting en kortsluiting
2 x 2,5 mm²
410-004X0
halogeenlampen
met
een
ledcompensator
3
NL