Lees de volledige handleiding voor installatie en ingebruikneming. Bewaar deze handleiding
zorgvuldig voor later gebruik.
1. BESCHRIJVING
Deze universele modulaire dimmer, 350 W, is bestemd voor DIN-railmontage en is 1 E breed. Het apparaat
is geschikt voor het dimmen van resistieve, inductieve en capacitieve belastingen, en dimbare led- en
spaarlampen (CFLi). De dimmer functioneert zowel met het faseaansnijdings- als faseafsnijdingsprincipe.
De keuze van het lamptype gebeurt door instellingen via de eerste drie dipswitches onder het klapdeksel
(zie fig. 2). De dimmer is voorzien van een automatische detectie en indicatie in geval van een foutconditie
(overbelasting, kortsluiting ...).
2. MONTAGE EN AANSLUITING
Voor de aansluiting van de belasting en de nodige voedingsspanning, zie fig. 1.
Als alles correct aangesloten is, de voeding aangeschakeld wordt en de lamp aanstaat, licht de indicatieled op
de dimmer op. Indien er een foutconditie is, knippert de led. Zorg dat er geen gemengde belastingen gebruikt
worden op 1 dimmer.
Aanbevelingen bij de montage
- Plaats de dimmers bij voorkeur onderaan in de schakelkast.
- Controleer de temperatuur. Indien de temperatuur in de schakelkast te hoog (max. 35 °C) oploopt, zorg dan
voor extra ventilatie. Zorg voor voldoende afvoer aan de bovenzijde van de kast. Plaats, indien nodig, een
ventilator.
3. WERKING EN GEBRUIK
3.1. Algemene werking
Er zijn twee bedieningsmodi mogelijk. Deze zijn te selecteren met dipswitch 4 onder het klapdeksel van de
dimmer (zie fig. 2).
Modus 1: analoge 0-10V-sturing
Bij selectie van deze modus zal de dimmer een spanningsstuursignaal van 0 tot 10 V aanvaarden volgens de norm
IEC 61131-2. Deze modus wordt geselecteerd door dipswitch 4 op ON (naar boven) te zetten (zie § 3.3.). Voor
het aansluitschema, zie fig. 1a. Van 0 tot 10 V is een lichtregeling mogelijk van min. tot max. lichtintensiteit. De
0-10V-spanningsstuursignalen worden gebruikt in professionele toepassingen zoals de Nikobus dimcontroller of
PLC. Als de ingangsspanning beneden de drempelspanning (± 1 V) ligt, blijft de aangesloten belasting uit. Als de
ingangsspanning gelijk is aan de drempelspanning, zal de aangesloten belasting oplichten op min. lichtintensiteit.
Als de ingangsspanning 10 V bedraagt, zal de aangesloten belasting oplichten op max. lichtintensiteit.
Modus 2: analoge 1-10V-sturing
Bij selectie van deze modus werkt de dimmer via een stroomstuursignaal van 1 tot 10 V volgens de norm EN
60929. Deze modus wordt geselecteerd door dipswitch 4 op OFF (naar beneden) te zetten (zie § 3.3.). Voor
het aansluitschema, zie fig. 1b. Van 1 tot 10 V is een lichtregeling mogelijk van min. tot max. lichtintensiteit.
De intensiteit van de stroom die door de stuurkring vloeit, bepaalt het lichtniveau. Als de ingangsspanning
beneden de drempelspanning ligt (± 1,5 V), blijft de aangesloten belasting uit. Als geen stuursignaal is
aangesloten, zal de aangesloten belasting oplichten op min. lichtintensiteit. Als de ingangsspanning 10 V
bedraagt, zal de aangesloten belasting oplichten op max. lichtintensiteit.
3.2. Betekenis van de rode indicatieled
De led licht op: - de dimmer is correct aangesloten (bij montage),
- en de belasting is aangeschakeld.
De led knippert: - foutconditie: de dimmer is niet correct aangesloten, overbelasting, kortsluiting, verkeerde
setting.
3.3. Type lamp instellen
Alle dimbare lampen. Zie tabel hieronder.
Lamp
HAL. 230 V
HAL. 230 V
Max.
350 W
350 W
Min.
5 W
5 W
(*) Maximaal 10 lampen aansluiten.
Je stelt de correcte belasting als volgt in met de dipswitches.
Gloeilamp – faseafsnijding
Halogeenlamp met elektronische transformator – faseafsnijding
Halogeenlamp met gewikkelde transformator – faseaansnijding
led 1
Dimbare ledlamp – faseafsnijding
led 2
Dimbare ledlamp – faseaansnijding
CFLi1
Dimbare spaarlamp – faseafsnijding (*)
CFLi2
Dimbare spaarlamp – faseaansnijding (*)
led 3
Dimbare ledlamp – faseafsnijding (*)
led 4
Dimbare ledlamp – faseaansnijding (*)
(*) Deze lampprofielen zijn uitgerust met een boostfunctie. Dit betekent dat de lamp bij het aanschakelen kort
fel zal branden alvorens over te gaan naar het gewenste dimniveau.
nv Niko sa
PM330-00701R15521
dimbare
HAL. 12 - 24 V
CFLi(*)
led-
lamp(*)
350 W
200 W
200 W
20 W
5 W
5 W
Industriepark West 40, BE-9100 Sint-Niklaas, Belgium — tel. +32 3 778 90 00 — fax +32 3 777 71 20 — e-mail: support@niko.be — www.niko.eu
3.4. Profiel selecteren voor ledlampen
Om het juiste profiel te selecteren voor de geplaatste ledlampen, ga je als volgt te werk:
1. Probeer achtereenvolgens de profielen led 1 en led 2.
Als een van deze profielen naar behoren werkt, ga je verder naar § 3.5.
2. In het andere geval probeer je achtereenvolgens de profielen Gloeilamp of Halogeenlamp met elektronische
transformator.
Als een van deze profielen naar behoren werkt, ga je verder naar § 3.5.
3. In het andere geval wijst dit erop dat de geplaatste ledlampen vrij veel energie nodig hebben om te kunnen
opstarten. Kies daarom voor het profiel led 3 of led 4. Deze profielen bevatten immers een boostfunctie die
ervoor zorgt dat de lampen bij het aanschakelen genoeg energie krijgen alvorens over te gaan naar het
gewenste dimniveau.
We geven hieronder een voorbeeld van de voor- en nadelen van de laatste twee opties:
Profiel
Gloeilamp of halogeenlamp met
elektronische transformator
Voordelen
De lamp gaat niet kort fel branden na het
aanschakelen
Nadelen
• De lamp kan niet tot op haar
minimumniveau gedimd worden
• In bepaalde gevallen is het verschil in
lichtoutput dat je kan bereiken, beperkt
3.5. Minimumniveau instellen
Om het (optimale) maximumbereik van elke lamp te bereiken, kan het minimumniveau bijgesteld worden. Zie
fig. 3.
4. PROBLEEMOPLOSSING
Probleem
Oorzaak
De dimmer werkt niet. De rode
De netspanning is niet aange-
led op de dimmer brandt niet.
sloten.
De draad is defect.
De dimmer werkt niet. De rode
De belasting is niet aangesloten.
led op de dimmer brandt.
De lamp of de draad is defect.
Het minimale dimniveau is te
laag ingesteld.
Het dimprofiel is verkeerd.
De geheugenfunctie is geac-
tiveerd.
De dimmer schakelt zichzelf
De beveiliging tegen thermische
uit. De rode led op de dimmer
overbelasting (te hoge tempera-
knippert.
tuur) en kortsluiting is in werking
getreden.
Het dimprofiel is verkeerd.
De lamp flikkert.
De lamp is niet dimbaar.
Het minimale dimniveau is te
laag ingesteld.
Het dimprofiel is verkeerd.
Er treedt CAB-storing op.
De lamp is niet geschikt.
De dimmer is defect.
De lamp kan niet uitgeschakeld
Er is lekstroom.
worden.
330-00701
led 3 of led 4
De lamp kan tot op haar minimumniveau
gedimd worden
De lamp gaat kort fel branden na het
aanschakelen indien er een lage dimstand
gekozen
Actie
Sluit het toestel aan op de
netspanning.
Vervang de draad.
Sluit de belasting correct aan
volgens het aansluitschema.
Vervang de lamp of de draad.
Verhoog het minimumdimniveau
of gebruik een profiel met boost-
functie (led 3 of led 4).
Kies een ander profiel en pas het
minimumdimniveau aan.
Schakel de geheugenfunctie uit
en zet de dimmer aan.
Controleer of de lamp dimbaar
is. Dit wordt op de verpakking
aangegeven met het volgende
symbool:
Controleer of de belasting niet
te hoog is. Hou hierbij rekening
met het blinde vermogen van
gewikkelde transformatoren.
Controleer de temperatuur in
de kast (max. 35 °C) of laat wat
meer afstand tussen de dimmer
en de naastliggende module.
Controleer of er gemengde
belastingen gebruikt zijn.
Gebruik voor ledlampen de pro-
fielen in deze voorkeursvolgorde:
- led 1
- Gloeilamp
- led 3 (met boostfunctie)
Controleer of de lamp dimbaar
is. Dit wordt op de verpakking
aangegeven met het volgende
symbool:
Verlaag het minimumdimniveau
of gebruik een profiel met boost-
functie (led 3 of led 4).
Kies een ander profiel en pas het
minimumdimniveau aan.
Plaats een CAB-filter (Ripple
Control Rejector)
Vervang de lamp als ze flikkert
tijdens het op- of neerdimmen.
Vervang de dimmer
Plaats een "bleeder"
NL
1