name op hellingen, hobbelige, gladde of instabiele
terreinen.
• Indien men de machine aan derden wil geven of
lenen, moet men zich ervan verzekeren dat de
gebruiker de gebruiksaanwijzingen in dit handboek
doorneemt.
3.2
VOORAFGAANDE WERKZAAMHEDEN
• Inspecteer grondig het gebied waar de machine
zal worden gebruikt en verwijder alle deurmatten,
sleden, panelen, kabels en andere vreemde
voorwerpen.
• Gebruik de machine niet zonder geschikte
winterkleding.
• Vermijd losse kleding die verstrikt kan raken in
bewegende delen.
• Draag schoeisel dat uw houvast op gladde
oppervlakken verbetert.
• Draag altijd een veiligheidsbril of oogbescherming
tijdens het gebruik of bij het uitvoeren van een
afstelling of reparatie om uw ogen te beschermen
tegen vreemde voorwerpen die uit de machine
kunnen worden geslingerd.
• Pas de hoogte van de collectorbehuizing aan om
grind of steenslag te verwijderen.
• Probeer nooit afstellingen uit te voeren terwijl de
motor (motor) draait (behalve wanneer specifiek
aanbevolen door de fabrikant)
3.3
TIJDENS HET GEBRUIK
• Steek uw handen of voeten nooit nabij of onder
de draaiende delen. Blijf steeds op afstand van de
aflaatopening.
• Let bijzonder goed op wanneer de machine gebruikt
wordt op grindwegen, voetpaden en straten of
wanneer men deze oversteekt. Let op verborgen
gevaren.
• Nadat u een vreemd voorwerp heeft geraakt,
schakelt u de machine uit en verwijdert u de batterij.
Inspecteer de sneeuwruimer grondig op schade
en herstel de schade voordat u de sneeuwruimer
opnieuw start en bedient.
• Als de machine abnormaal begint te trillen, zet
u de machine uit en controleert u onmiddellijk de
oorzaak. Trillingen zijn over het algemeen een
waarschuwing voor problemen.
• Stop de machine wanneer u de werkpositie verlaat,
voordat u de collector/rotor of het uitlaatglijvlak
reinigt en wanneer u reparaties, aanpassingen of
inspecties uitvoert.
• De machine niet starten in gesloten ruimtes.
• Wees uiterst voorzichtig bij het werken op hellingen.
• Gebruik de machine nooit zonder dat er voldoende
afschermingen en andere veiligheidsvoorzieningen
zijn geïnstalleerd en werken.
• Richt de afvoer nooit op mensen of gebieden waar
materiële schade kan optreden. Houd kinderen en
anderen uit de buurt.
• Overbelast de machine niet door met een te hoge
snelheid sneeuw te ruimen.
• Schakel de machine nooit in op gladde oppervlakte
aan hoge transportsnelheden. Kijk achterom en
wees voorzichtig als u achteruit werkt.
• Koppel de accu los wanneer de machine vervoerd
wordt of niet in gebruik is.
• Gebruik alleen apparatuur en accessoires die
goedgekeurd zijn door de machinefabrikant (zoals
wielgewichten, contragewichten of cabines).
• Gebruik de machine nooit zonder goed zicht of
licht. Wees altijd zeker van uw positie en houd de
handgrepen stevig vast. Stap, loop niet.
• Raak nooit hete delen van de machine aan.
3.4
REINIGING VAN HET UITLAATGLIJVLAK
a) Handcontact met de draaiende rotor in het
glijvlak is de meest voorkomende oorzaak
van letsel bij sneeuwblazers. Gebruik nooit uw
hand om het uitlaatglijvlak schoon te maken.
Om het glijvlak vrij te maken:
1) SCHAKEL DE MACHINE UIT!
2) Wacht 10 s om er zeker van te zijn dat de
palen van de rotor niet meer draaien.
3) Gebruik altijd een instrument voor
de reiniging, nooit uw handen.
3.5
ONDERHOUD EN OPSLAAN
• Controleer regelmatig of de veiligheidsbouten en
andere bouten goed vastzitten. Zorg ervoor dat de
apparatuur in veilige staat verkeert.
• Laat geen houders met restmateriaal in een gesloten
ruimte, om het risico op brand te voorkomen.
• Raadpleeg altijd de gebruiksaanwijzing voor
belangrijke details als de sneeuwruimer voor lange
tijd wordt opgeslagen.
• Onderhoud of vervang veiligheidslabels indien
nodig.
• Voordat u de machine opbergt, moet u deze een
paar minuten laten draaien om te voorkomen dat de
collector / rotor bevriest.
• Bij het reinigen, repareren of inspecteren van de
sneeuwreiniger, zet u de machine uit en zorgt u
ervoor dat de collector / rotor en alle bewegende
delen stil staan. Koppel de accu los om te
voorkomen dat iemand per ongeluk de motor start.
NL - 5