NL
1. Controleer of de snelsluitingen volgens op de
machine en op de armen van de maaisyste-
emgroep zijn gemonteerd.
2. Plaats de maaisysteemgroep vóór de ma-
chine.
3. Hef de maaisysteemgroep iets op om de
belasting op de splitpen of stift (4:A) te ver-
lichten.
4. Verwijder de stift of de splitpen (4:A) en de
ring (4:C) op beide armen van de maaisyste-
emgroep.
5. Stel, alleen voor de maaisysteemgroep met
handmatige instelling van de maaihoogte, de
maximale maaihoogte in. Zie 4.1.
6. Draai de snelsluitingen in open stand (19:A).
7. Hef de onderkant (19:B) van de bevesti-
gingsbeugel van de sluiting op en laat hem
aan beide zijden op de pen (19:C) rusten en
breng het maaisysteem zo dicht mogelijk bij
de machine.
8. Leg de riem van de maaisysteemgroep als
volgt op de poelies van de machine:
Park 2WD:
• Pak met uw linkerhand de hendel van
de spanner (12:A) vast en trek hem naar
buiten toe.
• Voer met uw rechterhand de riem over de
poelie (12:B).
• Voer de riem over de poelie (12:C) van de
spanner terwijl u de spanning en de grip
langzaam loslaat.
Park 4WD:
• Pak met uw linkerhand de hendel van
de spanner (11:A) vast en trek hem naar
buiten toe.
• Voer met uw rechterhand de riem over de
poelie (11:B).
• Voer de riem over de poelie (11:C) van de
spanner terwijl u de spanning en de grip
langzaam loslaat.
9. Bevestig de maaisysteemgroep aan het sy-
steem voor opheffen van de accessoires. Zie
afb. 10.
10. Monteer het beschermcarter van de riemen
als volgt:
• Draai de schroef (15:A) los en verwijder
hem.
• Schuif het carter (15:B) onder de machine
en zorg ervoor dat de vorken (15:C) op de
pennen (15:D) terecht komen.
• Draai de schroef (15:A) weer vast en span
hem aan.
12
NEDERLANDS
11. Zet de maaisysteemgroep in de basisstand.
Zie 5.4.
12. Verbind de bevestigingsbeugel (20:A) aan
beide zijden met de pen (20:B).
13. Draai met een voet de snelsluitingen in de
sluitstand (20:C) en monteer de stift of de
splitpen (20:D). Zie ook de apart meegele-
verde instructies.
14. Zet de maaisysteemgroep in de basisstand.
Zie 5.4.
15. Als de maaisysteemgroep is uitgerust met
elektrische maaihoogte-instelling, sluit de ka-
bel dan aan op de contactdoos (9:A).
5.3
BANDENSPANNING
Regel de bandenspanning volgens de waarden
die vermeld zijn in de tabel "Technische gegevens"
van de machine waar het accessoire mee wordt
verbonden.
5.4
BASISINSTELLING
Om optimaal te kunnen maaien, is een juiste basi-
sinstelling van de maaisysteemgroep noodzakelijk
De maaisysteemgroep staat in de basisinstel-
ling wanneer de achterzijde 5 mm hoger dan de
voorzijde staat.
Dit betekent dat de maaisysteemgroep iets vooro-
ver kantelt.
Zet de maaisysteemgroep in de basisinstelling
door hem als volgt omhoog te bewegen en vast
te zetten.
Voor machines met wielen van 17 inch: zet de
stiften of de splitpennen (4:A) in het hoogste gat
van de pen (4:B).
Voor machines met wielen van 16 inch: zet de
stiften of de splitpennen (4:A) in het middelste gat
van de pen (4:B).
Ga voor de instelling als volgt te werk:
1. Hef de maaisysteemgroep iets op om de
belasting op de splitpen of stift (4:A) te ver-
lichten.
2. Verwijder de stift of de splitpen (4:A) en steek
hem in één van de nabij liggende gaten, voer
de instelling op beide armen van de maaisy-
steemgroep uit
(Vertaling van de originele
gebruiksaanwijzingen)