NL
Vóór het gebruik dient u een algemene
controle van de machine te verrichten,
met name de toestand van het maaisy-
steem, en dient u te controleren of de
bouten en de maaigroep niet versleten
of beschadigd zijn.
Vervang het beschadigde of versleten
maaisysteem en/of de bouten als één
geheel om ervoor te zorgen dat het
maaisysteem in balans blijft.
Eventuele reparaties moeten door een
gespecialiseerd centrum worden uitge-
voerd.
Controleer regelmatig de toestand van
de accu. Vervang hem in geval van be-
schadiging van de behuizing, of de
klemmen.
3.3
TIJDENS HET GEBRUIK
Start de motor niet in gesloten ruimten,
waar zich gevaarlijke koolstofmonoxide
kan ophopen. De machine alleen in de
open lucht of in een goed geventileerde
ruimte starten. Denk eraan dat de uit-
laatgassen giftig zijn.
Werk uitsluitend bij daglicht of met
goed kunstlicht en wanneer het zicht
goed is.
Verwijder personen, kinderen en dieren
uit de werkzone.
Vermijd, indien mogelijk, op nat gras te
werken. Vermijd te werken in de regen
en bij risico op onweer.
Gebruik de machine niet als het slecht
weer is, met name als er kans op
bliksem bestaat.
Alvorens de motor te starten, het
maaisysteem
uitschakelen en de aandrijving in "neu-
traal" schakelen.
Rijd voorzichtig wanneer u obstakels
nadert die uw zicht beperken.
Schakel de parkeerrem in wanneer u de
machine parkeert.
6
of
de
krachtafnemer
NEDERLANDS
Deze machine mag op een helling van
maximaal 10° (17%) rijden, ongeacht de
rijrichting.
Denk eraan dat er geen "veilige" hellin-
gen bestaan. U dient bijzonder goed op
te letten als u zich op een helling be-
geeft. Om te voorkomen dat u omkantelt
of de controle over de machine verliest:
a. niet plotseling stoppen of optrekken als u een
helling op- of afrijdt;
b. de koppeling altijd voorzichtig laten opkomen
en altijd een versnelling ingeschakeld hou-
den, met name bij het naar beneden rijden;
c. de snelheid op de hellingen en in scherpe
bochten laag houden;
d. op hobbels, taluds en op verborgen gevaren
letten.
e. Nooit dwars op de helling maaien. Hellende
grasvelden moeten in de richting van de
helling/daling worden gemaaid, en nooit
overdwars. Let goed op bij veranderingen
van richting. Let op dat de bovenste wielen
geen obstakels (stenen, takken, wortels etc.)
tegenkomen waardoor de machine opzij
wegglijdt, kantelt of men de controle erover
verliest.
Op een helling moet u altijd snelheid
minderen voordat u van richting ve-
randert, en de machine altijd op de
handrem zetten voordat u de machine
onbeheerd achterlaat.
Let goed op bij in de nabijheid van
afgronden, greppels of dijken. De ma-
chine kan omkantelen wanneer een
wiel over de rand komt of wanneer de
rand afbreekt.
Let goed op wanneer u bij het werken
achteruit rijdt. Kijk voordat en terwijl u
achteruit rijdt, achter u om te controle-
ren of er geen obstakels aanwezig zijn.
Let op bij het trekken van lasten of zwa-
re gereedschappen:
a. Gebruik voor de trekplaten alleen de goed-
gekeurde bevestigingspunten;
b. Leg alleen gemakkelijk controleerbare lasten
op;
c. Neem geen scherpe bochten. Let op bij het
achteruit rijden;
(Vertaling van de originele
gebruiksaanwijzingen)